This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vandaag
Mavo:
Lees basisstof 7 Alcohol
Maak opdracht 1 t/m 4 van 3.7 online
Havo:
Join deze LessonUp
Slide 1 - Slide
Bloedgroepen
Slide 2 - Slide
Leerdoel
Je kunt beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.
Je kunt uitleggen welke bloedgroep veilig aan iemand kan worden toegediend bij een bloedtransfusie
Slide 3 - Slide
Antigeen
eiwit op de buitenkant van een cel of van een virus
Slide 4 - Slide
Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten ook antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.
Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.
Slide 5 - Slide
Bloedgroepen
Iedere persoon heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. De bekendste indeling in bloedgroepen is A, B, AB en 0 (nul). Deze indeling is gebaseerd op de antigenen die voorkomen op de celmembranen van rode bloedcellen. Deze antigenen worden bloedfactoren genoemd. Twee belangrijke bloedfactoren zijn antigeen A en antigeen B.
Slide 6 - Slide
Antistoffen
Slide 7 - Slide
Sleutel-slot principe
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Drag question
De naam van de bloedgroep is gelijk aan de antigenen
Slide 10 - Slide
Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen
Slide 11 - Drag question
Naast antigenen ook antistoffen
Wat je NIET als antigeen op je cellen hebt, heb je als antistof in je bloedplasma
Slide 12 - Slide
Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen
Slide 13 - Drag question
Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 14 - Quiz
Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Antigeen A + antistof A
Samenklontering
Slide 17 - Slide
Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.
Donor: kijk naar antigenen
Ontvanger: kijk naar antistoffen
Slide 18 - Slide
Bloedgroep patiënt A
Slide 19 - Drag question
Bloedgroep patiënt B
Slide 20 - Drag question
Bloedgroep patiënt AB
Slide 21 - Drag question
Bloedgroep patiënt 0
Slide 22 - Drag question
Slide 23 - Slide
Aan welke bloedgroep kan 0 geven?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen
Slide 24 - Quiz
Iemand heeft bloedgroep AB. Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroep...
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 25 - Quiz
Bloedgroep
bepaling
Na toevoegen van anti-A of anti-B vindt er wel of geen klontering plaats
Slide 26 - Slide
Q
A = niet geklonterd
B = geklonterd
Slide 27 - Slide
Welke bloedgroep hoort bij Q?
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 28 - Quiz
P
A = geklonterd
B = niet geklonterd
Slide 29 - Slide
Welke bloedgroep hoort bij P?
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 30 - Quiz
S
A = niet geklonterd
B = niet geklonterd
Slide 31 - Slide
Welke bloedgroep hoort bij S?
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 32 - Quiz
R
A = geklonterd
B = geklonterd
Slide 33 - Slide
Welke bloedgroep hoort bij R?
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 34 - Quiz
Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren. Welke bloedgroep is het?
A
0
B
B
C
AB
D
A
Slide 35 - Quiz
Slide 36 - Video
Resusfactor
Slide 37 - Slide
Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).
Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.
Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen.
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken wanneer ze in aanraking komen met Rh+ bloed
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje
Slide 38 - Slide
Rhesus positief hebben:
A
WEL antigenen rhesus
B
GEEN antigenen rhesus
Slide 39 - Quiz
Bepaal de bloedgroep: Anti-A: klontering Anti-B: klontering Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-
Slide 40 - Quiz
Iemand heeft Resus positief bloed. Welke antigenen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcel? Welke antistof kan hij maken?
A
Antigeen Resus
Antistof Resus
B
Antigeen Resus
Geen antistof Resus
C
Geen antigeen
Antistof Resus
D
Geen antigeen
Geen antistof
Slide 41 - Quiz
Iemand heeft Resus positief bloed . Welk bloed kan hij krijgen ? (letten even niet op bloedgroep)
A
Resus positief bloed
Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
5
1
Stel het aantal punten invoor deze vraag.
Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
Differentiëer
Differentiëer
Instellingen
Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten?
A
Alleen antigenen
B
Alleen antistoffen
C
Zowel antigenen als antistoffen
Quizvraag
Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen
Slide 42 - Quiz
Anja heeft bloedgroep 0+ Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?