Semaine 45

Bonjour! Le  5 novembre
Ça va? Vous avez passé une bonne semaine des tests?
En pleine forme?


1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Bonjour! Le  5 novembre
Ça va? Vous avez passé une bonne semaine des tests?
En pleine forme?


Slide 1 - Slide

LE TRAVAIL DE LA SEMAINE
  • Faire et corriger: ex. 26-32
  • Apprendre: voca F, voca H, grammaire I
  • Réviser: vocabulaire ABE
  • S'entraîner: en ligne (slim stampen) 
      

Slide 2 - Slide

Mardi
Regarder: le planning période 2
Geheugen opfrissen: voca ABE, phrases-clés D, verbes G 
Introduction: le texte (ex 26-28)
Expliquer: grammaire I ontkenningen 
Faire: ex 26 + ex 28
Devoirs pour mercredi 5 novembre
- réviser ABE + ex 26 + ex 28 af

Slide 3 - Slide

Vraagzinnen & Vraagwoorden


In het Frans kun je op verschillende manieren een vraag stellen. 



Slide 4 - Slide

Vraag zonder vraagwoord

Tu regardes la télé? (gewoon)

Regardes-tu la télé? (inversie

Est-ce que tu regardes la télé? (est-ce que)

Inversie is alleen mogelijk als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is. Het kan dus niet als het onderwerp een naam of een zelfstandig naamwoord is.



Slide 5 - Slide

Vraag met een vraagwoord

Tu habites ? (vraagwoord achteraan)

est-ce que tu habites? (vraagwoord vooraan + est-ce que)

habites-tu? (inversie)


Inversie is alleen mogelijk als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is. Het kan dus niet als het onderwerp een naam of een zelfstandig naamwoord is.

Slide 6 - Slide

Vraagwoorden

Zorg dat je de volgende vraagwoorden kent (zie bron C):

waar

wanneer

hoe

hoeveel

waarom

wie

wat

Slide 7 - Slide

Bonnes vacances!
Bonnes vacances d'automne!!

Vous avez des projets de vacances?

Slide 8 - Slide

Herhaling voor proefwerk
Wij hebben gezwommen
Nous avons nagé/On a nagé
Zij is gegaan
Elle est allée
Zij hebben gevonden
Ils/Elles ont trouvé
Jij bent geweest
Tu as été
Hij heeft gehad
Il a eu

Slide 9 - Slide

Herhaling voor proefwerk
Ik ben in Frankrijk geweest
J'ai été en France.
Hij is naar Parijs gegaan.
Il est allé à Paris.
Mijn tante woont in Marokko.
Ma tante habite au Maroc
Dus
en
au
à
aux

Slide 10 - Slide

Herhaling voor proefwerk (willen)
Zij wil
Elle veut
Jullie hebben gewild
Vous avez voulu
Jij wilt
Tu veux
Ik heb gewild
J'ai voulu

Slide 11 - Slide

Mercredi
Bilan: bespreken/stof proefwerk vragen?
Chapitre 2: ex 4 t/m 7 tijdens de les maken




Slide 12 - Slide

Jeudi
Proefwerk chapitre 1
Chapitre 2: weektaak afmaken

Devoirs mardi (weektaak)
T/m 11 maken (ipv t/m 13)
Voca A leren


Slide 13 - Slide

Wanneer verandert volt deelwoord wél?

Als het hulpwerkwoord van de passé composé 'être' is:

een extra E als het onderwerp vrouwelijk is

een extra S als het onderwerp meervoud is

(en dus een extra ES als het onderwerp én vrouwelijk en meervoud is)

Slide 14 - Slide

Voorbeelden

Wij hebben ontmoet =

Nous avons rencontré

Zij zijn gegaan =

Ils sont allés/Elles sont allées

Zij hebben gehuurd =

Ils ont loué/Elles ont loué


Slide 15 - Slide

LA FIN
MERCI POUR VOTRE ATTENTION!
Qu'est-ce que tu as appris?
(ZIJN ER TIPS EN/OF TOPS?)




Slide 16 - Slide