Semaine 41 (week 8)

Bonjour! Le 8octobre..
Ça va? Vous avez passé un bon week-end?


1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Bonjour! Le 8octobre..
Ça va? Vous avez passé un bon week-end?


Slide 1 - Slide

LE TRAVAIL DE LA SEMAINE
  • Faire et corriger: ex. 12-19 chapitre 2
  • Apprendre: vocabulaire B, grammaire C
  • Réviser: vocabulaire A
  • S'entraîner: en ligne (slim stampen) 
      

Slide 2 - Slide

Mardi
Corriger: ex t/m 11  (questions devoirs?)
Expliquer: grammaire  (vraagzinnen)
Ecouter: ex. 12
Devoirs pour mercredi 9 octobre
- apprendre: voca A en grammaire C
- faire 13 + 14
Bespreken: proefwerk

Slide 3 - Slide

Vraagzinnen & Vraagwoorden


In het Frans kun je op verschillende manieren een vraag stellen. 



Slide 4 - Slide

Vraag zonder vraagwoord

Tu regardes la télé? (gewoon)

Regardes-tu la télé? (inversie

Est-ce que tu regardes la télé? (est-ce que)

Inversie is alleen mogelijk als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is. Het kan dus niet als het onderwerp een naam of een zelfstandig naamwoord is.



Slide 5 - Slide

Vraag met een vraagwoord

Tu habites ? (vraagwoord achteraan)

est-ce que tu habites? (vraagwoord vooraan + est-ce que)

habites-tu? (inversie)


Inversie is alleen mogelijk als het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord is. Het kan dus niet als het onderwerp een naam of een zelfstandig naamwoord is.

Slide 6 - Slide

Vraagwoorden

Zorg dat je de volgende vraagwoorden kent (zie bron C):

waar

wanneer

hoe

hoeveel

waarom

wie

wat

Slide 7 - Slide

Mercredi
Bespreken/corriger: ex 13 + 14 (lukt het met vraagzinnen?)
Overhoren: vocabulaire A + grammaire C
Prononciation: vocabulaire B
Faire (samen): ex. 15
Devoirs pour jeudi 10 octobre
- apprendre: voca B
- faire 17 + 18

Slide 8 - Slide

Mercredi
Bespreken/corriger: ex 13 + 14 (lukt het met vraagzinnen?)
Overhoren: vocabulaire A + grammaire C
Prononciation: vocabulaire B
Faire (samen): ex. 15
Devoirs pour jeudi 10 octobre
- apprendre: voca B
- faire 17 + 18

Slide 9 - Slide

Jeudi
Bespreken/corriger: ex 17 + 18 + enkele vraagzinnen
Overhoren: vocabulaire B
Faire (ensemble): ex. 16
Finir le programme de la semaine:
- slim stampen A, B, C
- faire 19
Parler des vacances  d'automne..

Slide 10 - Slide

Bonnes vacances!
Bonnes vacances d'automne!!

Vous avez des projets de vacances?

Slide 11 - Slide

Herhaling voor proefwerk
Wij hebben gezwommen
Nous avons nagé/On a nagé
Zij is gegaan
Elle est allée
Zij hebben gevonden
Ils/Elles ont trouvé
Jij bent geweest
Tu as été
Hij heeft gehad
Il a eu

Slide 12 - Slide

Herhaling voor proefwerk
Ik ben in Frankrijk geweest
J'ai été en France.
Hij is naar Parijs gegaan.
Il est allé à Paris.
Mijn tante woont in Marokko.
Ma tante habite au Maroc
Dus
en
au
à
aux

Slide 13 - Slide

Herhaling voor proefwerk (willen)
Zij wil
Elle veut
Jullie hebben gewild
Vous avez voulu
Jij wilt
Tu veux
Ik heb gewild
J'ai voulu

Slide 14 - Slide

Mercredi
Bilan: bespreken/stof proefwerk vragen?
Chapitre 2: ex 4 t/m 7 tijdens de les maken




Slide 15 - Slide

Jeudi
Proefwerk chapitre 1
Chapitre 2: weektaak afmaken

Devoirs mardi (weektaak)
T/m 11 maken (ipv t/m 13)
Voca A leren


Slide 16 - Slide

Wanneer verandert volt deelwoord wél?

Als het hulpwerkwoord van de passé composé 'être' is:

een extra E als het onderwerp vrouwelijk is

een extra S als het onderwerp meervoud is

(en dus een extra ES als het onderwerp én vrouwelijk en meervoud is)

Slide 17 - Slide

Voorbeelden

Wij hebben ontmoet =

Nous avons rencontré

Zij zijn gegaan =

Ils sont allés/Elles sont allées

Zij hebben gehuurd =

Ils ont loué/Elles ont loué


Slide 18 - Slide

LA FIN
MERCI POUR VOTRE ATTENTION!
Qu'est-ce que tu as appris?
(ZIJN ER TIPS EN/OF TOPS?)




Slide 19 - Slide