1. Waarom is Twee vrouwen fictie (proza in dit geval) en geen non-fictie?
2. Noem een ‘open plek’ in de roman.
3. Mulisch gebruikt veel stijlfiguren. Noem er één. Niet kunnen vinden? Welk stijlfiguur
herken je op blz 83?
4. Noem een vorm van beeldspraak op pagina 13 en leg hem kort uit.
5. Er zit veel symboliek in bepaalde situaties en gebeurtenissen. Welke symbolen voor de
dood ben je tegengekomen?
6. Noem een voorbeeld uit het boek (+ bladzijden) waar door ‘foregrounding’ de
begrijpelijkheid van het verloop van het verhaal bemoeilijkt wordt.
7. Zowel van Laura als van Sylvia komt in de flashbacks een jeugdherinnering voor waarin
ze buiten medeweten van hun ouders weglopen. Wat waren in die scènes voor jou de
meest typerende verschillen in het gedrag van de twee meisjes? Vergelijk pagina 8/9
met pagina 37.
8. Hoe lees je het slot van de roman? Pleegt Laura uiteindelijk zelfmoord? Welke
argumenten heb je voor jouw mening?