LL module 3 - t/m 3.4 RSN (+ twee vrouwen mythische elementen)

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Literatuur M3
Het lezen van verhalende teksten

  • §3.1 t/m 3.3: geschiedenis + verhaal (behandeld voor kerstv.)
  • §3.4: verteller --> vandaag
  • §3.5 t/m 3.7: focalisator + auteursaanwijzingen + genres

GPW-stof: Laagland M1, 2 en 3 (3.1 t/m 3.4); Het Diner; Twee vrouwen

Slide 2 - Slide

Noem een begrip uit de vorige les: §3.1 en §3.2

Slide 3 - Mind map

geschiedenis
verhaal
sujet
plot
chronologie
tijdsvolgorde
setting
tijd
ruimte

personages
rollen
hoofdpersoon
bijpersoon
versnelling
vertraging
scène
flashback
motieven


Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk
opdr. 3 (antwoord komt in de Classroom te staan)
opdr. 7 (vraag1-5) 

Slide 5 - Slide

Opdracht 7
  1. “Flasback” staat op bijzondere manier op de pagina. De versregels lopen niet door over de hele breedte. Er wordt gebruikgemaakt van wit rondom de tekst en er is een witregel.
  2. Vs. 4 “als ik plotseling ben”.

Slide 6 - Slide

Opdracht 7
3. Het gedicht begint in het heden: de ik-figuur staat bij de tramhalte, omringd door schreeuwende en rokende meisjes. Geluiden en geur doen hem denken aan vroeger: de flashback begint. Aan het einde van de flashback komt een fietser op de ik-figuur af en dan komt (waarschijnlijk met veel lawaai) de tram en is de flashback voorbij.

Slide 7 - Slide

Opdracht 7
  • 4.  De flashback speelt (waarschijnlijk) in de Tweede Wereldoorlog, vergelijk vs. 12 “oorlog licht op aan de einder”.

  • 5. De chronologische volgorde begint bij vs. 4. Na de ‘flashback’ komen vs. 1-3 en vs. 16. Geef minimaal één goed argument voor de versie van je keuze.

Slide 8 - Slide

do. 12 jan. - 4V2 - 5e uur
  • Herhalen uitleg §3.4
  • Oefenen met vertelinstanties
  • Mytische elementen Twee vrouwen
  • Nakijken duo-opdracht Twee vrouwen 

Slide 9 - Slide

do. 12 jan. - 4V3 - 7e uur
  • Uitleg §3.4
  • Oefenen met vertelinstanties
  • Mytische elementen Twee vrouwen
  • Nakijken duo-opdracht Twee vrouwen 

Slide 10 - Slide

3.4 Verteller
Twee vertelvormen, drie vertelinstanties:
  • de basisvertelvorm waarbij de verteller geen personage is in de handeling:
  • --> auctoriale/alwetende vertelinstantie (verteller heeft rol van verteller)
  • --> personale vertelinstantie (verteller beschrijft uitvoerig vanuit een personage, hij/zij perspectief)
  • de basisvertelvorm waarbij de verteller een personage is in de handeling:
  • --> ik-vertelinstantie

Slide 11 - Slide

3.4 Verteller
  • Auctoriale/alwetende vertelinstantie verteller van een gs waarin hij zelf niet meedoet - kan alwetend zijn -  (Jane the Virgin
  • Personale vertelinstantie (soms meervoudig) alles gezien vanuit de hij/zij-persoon
  • Ik-vertelinstantie (soms meervoudig) alles gezien vanuit de ik-persoon
  • --> vertellend-ik: vertellersrol wordt benadrukt, vertelt achteraf in de vt en weet meer 
  • --> belevend-ik: handelen als personage wordt benadrukt, gevoelens en gedachten, heden
  • Onbetrouwbaar perspectief de verteller liegt, gebruikt drugs of is vergeetachtig

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Welk perspectief?
De Aanslag - Harry Mulisch - 1982
Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.

Slide 14 - Slide

Van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 15 - Quiz

Welk perspectief?
Een nagelaten bekentenis - Marcellus Emants 1894

Mijn vrouw is dood en al begraven.
Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden.
Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?
Ten naastenbij kan ik krijgen, wat ik sinds twintig jaar - ik ben vijf en dertig -
verlangd heb; maar thans durf ik 't niet nemen en zoo heel veel zou ik er toch niet meer
van genieten.

Slide 16 - Slide

Van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 17 - Quiz

Welk perspectief?
Een bord spaghetti - Adriaan van Dis 1984
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn,  soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.

Slide 18 - Slide

Van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 19 - Quiz

Welk perspectief?
Een bord spaghetti - Adriaan van Dis 1984
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn,  soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.

Slide 20 - Slide

Welk perspectief?
Noodlot - Louis Couperus 1890

De handen in de zakken, den kraag van zijn pels op, ging Frank door het stuiven der sneeuw voort, langs den eenzamen Adelaïde-Road, in den avond. Toen hij het villa-tje naderde, waar hij woonde, - White-Rose, geheel gedoken, gedompeld, verzonken in de blankheid der sneeuw, als een nestje in watten, - zag hij iemand op zich afkomen, van Primrose Hill. Hij richtte zijn blik vast op het gelaat van den man, die hem blijkbaar wilde aanspreken; niet wetende wat deze in zijn schild voerde in dien eenzamen sneeuwnacht, en hij was zeer verbaasd, toen hij, in het Hollandsch, hoorde: - Neemt u me niet kwalijk... is u niet meneer Westhove? - Ja, antwoordde Frank. Wie is u? Wat is er? - Ik ben Robert van Maeren, misschien herinnert u zich... - Bertie, jij? riep Frank uit. Hoe kom je hier in Londen!

Slide 21 - Slide

Van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 22 - Quiz

Maak opdracht 9
klassikaal of zelfstandig?

Slide 23 - Slide

Opdracht 9
Klassikaal
Zelfstandig

Slide 24 - Poll

opdracht 9
  1. Het grootste deel van het verhaal is dialoog. De nadruk ligt bij de dialoog op scène. Verteltijd en vertelde tijd zijn bij scène min of meer gelijk.
  2. Nee.
  3. Een verhaallijn.
  4. “Richard Dawkins krijgt bezoek van God” is een fictionele tekst, omdat de tekst geen duidelijk buitentekstueel doel heeft. Als lezer stel jij je de situatie voor, zonder dat jij je noodzakelijkerwijs afvraagt of de situatie ook in werkelijkheid gebeurt en waar is.

Slide 25 - Slide

opdracht 9
5. Op initiatief en gezag van God vindt er een wederzijdse uitwisseling plaats (r. 15-16, 53): de identiteiten zijn geruild (r. 52-53). Dus Dawkins is God geworden, en God is Dawkins, vergelijk r. 62-64. Degene die om bescherming vraagt, is dus God.
6. Kies de twee personages zorgvuldig. Let op de duidelijke tegenstelling.

Slide 26 - Slide

Twee vrouwen

Slide 27 - Slide

Twee vrouwen
Waarom is dit boek zo geschikt om de theorie uit Laagland op toe te passen?

Er wordt veel gebruik gemaakt van foregrounding, stijlfiguren en metaforen.
Er zijn veel herhalingen en opposities --> betekenistoekenning

Slide 28 - Slide

Mythische elementen
Daarnaast zijn er o.a. parallellen met Orpheus en Oedipus

(vraag 2a en 2b uit de duo-opdracht)

Slide 29 - Slide

Orpheus
De schrijver heeft een mythische dimensie aan het boek gegeven.
  
Welk mythologisch figuur is met welk romanfiguur te vergelijken ?

Welke gebeurtenis uit de mythe vertoont overeenkomsten met gebeurtenissen in de roman?


Slide 30 - Slide

Orpheus
Orpheus, zoon van de god Apollo was een dichter, beroemd om zijn lierspel. Met de muziek van zijn lier betoverde hij mens en dier. Zijn muziek was zo mooi dat zelfs de bomen en rotsen hem volgden op de klank. Orpheus trouwde met de mooie bosnimf Eurydice. Zij werd echter op hun huwelijksdag gebeten door een giftige slang waar ze op trapte toen ze vluchtte voor een ongewenste aanbidder. Ze stierf aan de beet. Orpheus was hierover zo bedroefd dat hij in de onderwereld afdaalde om de schimmen en de heerser van de onderwereld zijn droefenis te tonen en te smeken om de terugkeer van Eurydice.

Slide 31 - Slide

Orpheus
Met zijn muziek kreeg Orpheus Pluto zover dat Eurydice hem terug naar de aarde mocht volgen. Voorwaarde was dat hij niet naar haar zou kijken tot ze uit de dodenwereld zouden zijn. Op het laatste ogenblik keek Orpheus toch om en Eurydice verdween voor altijd in het schimmenrijk . Na het verlies van zijn geliefde vrouw verachtte Orpheus de vrouwen, die zich juist erg tot hem aangetrokken voelden . Hij werd daarom aangevallen en verscheurd door de razende maenaden van Ciconia in Tracië. Hoewel het verhaal triest afloopt, zijn de zielen van Orpheus en Eurydice uiteindelijk toch verenigd. 

Slide 32 - Slide

Orpheus
Welk mythologisch figuur is met welk romanfiguur te vergelijken ? 

  • Orpheus = Laura 
  • Eurydice = Sylvia
  • de ongewenste aanbidder / de slangenbeet = Alfred


Slide 33 - Slide

Orpheus
Welke gebeurtenis uit de mythe vertoont overeenkomsten met gebeurtenissen in de roman?
  • De autorit naar Frankrijk van Laura heeft veel van een tocht door het dodenrijk.
  • Op het laatste ogenblik keek Orpheus toch om (Laura liet Sylvia met Alfred de situatie bespreken) en Eurydice verdween voor altijd in het schimmenrijk (dood Sylvia).
  • Via een sprong in het ‘infernale’ gat zou Laura verenigd kunnen worden met Sylvia.

Slide 34 - Slide

Oedipus
Oedipus is een bekend personage uit de Griekse mythologie. Hij speelt de hoofdrol in Sophokles’ tragedie Koning Oedipus. In de mythe doodt Oedipus ongewild zijn vader en trouwt hij met zijn moeder.

Slide 35 - Slide

Oedipus
Welk mythologisch figuur is met welk romanfiguur te vergelijken?

Welke gebeurtenis uit de mythe vertoont overeenkomsten met gebeurtenissen in de roman?

Slide 36 - Slide

Oedipus
Mulisch keert de moeder-/vaderrol om: Laura (Oedipus) probeert de overheersing door haar moeder (Iocaste) te 'vernietigen' door zelf moeder te worden en identificeert zich volledig met de vaderfiguur (Laios). Laura zal ‘vader’ worden van Sylvia's baby. Niet toevallig noemt de zwangere Sylvia haar ook 'vader' (p. 81). In de mythe blijven Laios en Iocaste in eerste instantie kinderloos, net als Alfred en Laura. Uiteindelijk komt er toch een kind dat in beide verhalen de ondergang ‘veroorzaakt’. 

Slide 37 - Slide

Wat waren in de 'wegloop-scènes' van de jonge Laura en de jonge Sylvia voor jou de meest typerende verschillen in het gedrag van de twee meisjes?

Slide 38 - Mind map

Verschil in 'wegloop-gedrag'
Laura wilde gewoon simpelweg even weg van huis, op avontuur. Het weglopen van Sylvia had iets onheilspellends, alsof ze zelfmoord wilde plegen. Het ‘weg’ van Laura stond voor vrijheid, het ‘weg’ van Sylvia voor de dood. Laura kwam vrijwillig weer terug, Sylvia werd ‘teruggehaald’ (via mond-op-mondbeademing). Vergelijk p. 8-9 met p. 37.

Slide 39 - Slide

Bespreken duo-opdracht     Twee vrouwen

Slide 40 - Slide

Huiswerk vr. 13/1
Lees Het Diner uit.


Slide 41 - Slide