21/22 week 5 les 1 - klas 2

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoe ging de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Periode 3
Toetsweek 3: Toets Fictie en Gedicht (2x)
Tussentijdse toets: Creatieve opdracht: digitale recensie (1x)




Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Slide

Waar
Niet waar
Tijdsperspectief gaat over wanneer een verhaal wordt verteld.
Tijdsperspectief gaat over hoe een verhaal wordt verteld: alsof het nu gebeurt of achteraf verteld wordt.
Tijdsperspectief gaat over wanneer een verhaal zich afspeelt.
Tijdsperspectief gaat over de tijd wanneer de schrijver van het boek leefde.

Slide 6 - Drag question

Wat zijn realistische argumenten?
A
Het boek speelt zich nu af.
B
Alles in het boek is echt.
C
De werkelijkheid in het boek lijkt je helemaal (niet) echt.
D
Je weet niet wat er in het boek gebeurt.

Slide 7 - Quiz

'Ik werd echt geraakt door het boek. Ik heb zelf ook van dichtbij meegemaakt hoe iemand in de knoop zat met zichzelf en een beetje depri werd.'
A
realistisch argument
B
emotief argument
C
moreel argument

Slide 8 - Quiz

‘Ik kon me eigenlijk helemaal niks voorstellen bij de blijdschap die bij de hoofdpersonen ontstond. Eigenlijk was er niks om vrolijk over te zijn.’
A
moreel argument
B
emotief argument
C
realistisch argument

Slide 9 - Quiz

Hoe heet het als de verhaalgebeurtenissen
vanuit het perspectief van verschillende personages wordt beleefd?
A
Alwetend perspectief
B
Meervoudig perspectief
C
Psychisch perspectief
D
Tijdsperspectief

Slide 10 - Quiz

Is de hoofdpersoon meestal een round of een flat character?
A
Round!
B
Flat!
C
Huh? Geen idee!
D
Ligt aan de lengte van het boek

Slide 11 - Quiz

Personen met een flat character
A
zijn meestal hoofdpersonen
B
zijn meestal bijpersonen
C
ontwikkelen zich
D
je weet veel van hun karakter

Slide 12 - Quiz

Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander

Slide 13 - Drag question