Examentraining schrijfvaardigheid

Examentraining schrijfvaardigheid

4 M3

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examentraining schrijfvaardigheid

4 M3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling alle onderdelen
*zakelijke brief/zakelijke e-mail
*persoonlijke mail
*artikel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Conventies bij een brief/ e-mail of artikel zijn: (geef voorbeelden)

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Benoem 2 verschillen tussen een zakelijke brief een zakelijke mail.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Waarop wordt je brief/artikel beoordeeld? (1 antwoord mogelijk)
A
conventies
B
conventies en taalgebruik
C
inhoud en taalgebruik
D
inhoud, conventies en taalgebruik

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Op welke manier noteer je de plaatsnaam en datum in een brief?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Zo schrijf je een betreftregel:
A
Betreft: Klacht over Clear your Skin producten
B
betreft: Clear your Skin
C
Betreft: klacht over Clear your Skin producten
D
Betreft: klacht

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je een aanhef?
A
Beste Tulay,
B
Geachte Tulay Gemici,
C
Beste mevrouw Gemici,
D
Geachte mevrouw Gemici,

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Mag de eerste zin van een brief of een mailbericht beginnen met "ik"?
ja
nee

Slide 9 - Poll

Ja. Minder formele zakelijke boodschappen kunnen beginnen met ik. Bij formele en officiële boodschappen kan dat als onbeleefd ervaren worden.
Jezelf voorstellen. Welke manier is de beste?
A
Mijn naam is Tulay Gemici. Ik zit in klas 4M3 van RSG Pantarijn.
B
Ik ben Tulay en ik zit op Pantarijn in 4 mavo.
C
Ik heet Tulay Gemici, ik zit in 4M3, RSG Pantarijn.
D
Mijn naam is Tulay Gemici, 4M3 Pantarijn.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met: de aanleiding van een brief?
A
De aanleiding is het begin van de brief, de opbouw.
B
De aanleiding is de gebeurtenis waardoor je de brief schrijft.
C
De aanleiding is het stukje waar beste of geachte staat.
D
De aanleiding is het einde van de brief, de afsluiting.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Je wilt dat de lezer snel reageert. Hoe kun je dat het beste in de brief zetten?
A
Wilt u even snel een reactie geven?
B
Ik hoop dat u snel kunt reageren.
C
Ik wil snel een antwoord hebben.
D
Geef snel een reactie, dan kan ik verder.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je bij een brief/mail het beste afsluiten?
A
Groetjes, naam
B
Met vriendelijke groet, naam
C
Groeten van naam
D
Tot ziens, naam

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De eerste stap bij het maken van de schrijfopdracht is:
A
Je leest eerst de beschrijving en de opdracht goed door
B
Je begint direct met de inleiding, vervolgt met de kern en sluit af met het slot
C
je begint direct aan het markeren van de belangrijkste onderdelen .

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Stap 1

Lees eerst de beschrijving en de opdracht goed door. Beantwoord voor jezelf:
- Wat voor tekst moet ik schrijven?

- Wat is het doel van mijn tekst?

- Wie is het publiek van mijn tekst?



  • artikel
  • zakelijke brief
  •  e-mail
Je hebt ook een tekst nodig die je voor een eerdere opdracht voor leesvaardigheid al gelezen hebt.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stap 2
    • Bekijk de lijst met punten die in je opdracht moeten komen.


  • Markeer belangrijke punten. Bijvoorbeeld:

- Noem de aanleiding...
- Geef jouw eigen ervaring...

- twee voordelen van ...

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Stap 3
  • Orden de gevonden informatie
  • Verdeel de onderdelen over ten minste drie alinea's
  • Schrijf per alinea in steekwoorden op wat je gaat schrijven of maak een schrijfplan

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Stap 4
  • Je weet door de punten die je net hebt doorgenomen waar je op moet letten.
  • Streep de informatie die je nodig hebt uit de opdracht en tekst aan.
  • Zet voor de kantlijn het nummer van de opdracht waar de informatie bij past.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Stap 5
  • Bij een artikel: Schrijf je tekst in minimaal 100 woorden.
  • Een goedlopende tekst heeft volledige zinnen.
  • Maak de zinnen niet te lang.
  • Gebruik witregels tussen de alinea's
  • Zet een eigen titel boven het artikel
  • Zet je naam onder het artikel

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stap 6
  • Controleer de inhoud: heb je alle informatie uit stap 3 goed in de tekst staan?
  • Controleer het taalgebruik: kijk alle woorden en zinnen goed na en verbeter eventuele fouten. Gebruik een woordenboek als je niet weet hoe je een woord moet spellen. Let ook op leestekens.
  • Controleer de conventies (regels): zorg dat de indeling klopt en de tekst er verzorgd uitziet

Slide 21 - Slide

This item has no instructions