Vroeger waren ijsberen niet altijd allemaal wit. Er waren zowel donkere als lichte ijsberen (= genetische variatie). De donkere ijsberen waren in de sneeuw echter heel goed zichtbaar voor roofdieren en werden dus makkelijk opgegeten. De lichtere ijsberen werden minder goed gezien en hadden dus een grotere overlevingskans. De witte ijsberen konden meer nakomelingen produceren, terwijl de donkere ijsberen langzaam verdwenen. Uiteindelijk bleven alleen de lichte ijsberen over.