Sparen en lenen (3.1) deel 3

Sparen en lenen (deel 3)
MAVO: p. 88 boek en log in op LessonUp
HAVO/VWO: renteberekeningen deel 2 en log in op LessonUp
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Sparen en lenen (deel 3)
MAVO: p. 88 boek en log in op LessonUp
HAVO/VWO: renteberekeningen deel 2 en log in op LessonUp

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les, ken/kan ik...
  1. ... rente berekenen bij enkelvoudige interest
  2. ... rente berekenen bij samengestelde interest
  3. ... contante waarde berekenen
  4. ... vijf vormen van lenen beschrijven

Slide 2 - Slide

Geef een omschrijving van het begrip sparen

Slide 3 - Open question

Noem naast rente nog twee andere spaarmotieven

Slide 4 - Open question

Als de inflatie 2% en de rente op mijn spaargeld 1% bedraagt, dan..
A
daalt mijn koopkracht
B
gebeurt er niks met mijn koopkracht
C
stijgt de koopkracht

Slide 5 - Quiz

Omschrijf het begrip ''rente''

Slide 6 - Open question

Wat is het verschil tussen enkelvoudige rente en samengestelde rente?

Slide 7 - Open question

Wat is de formule om samengestelde interest te berekenen?
A
Eindwaarde * (1+p:100)^n
B
Beginwaarde * (p^n):100
C
Beginwaarde * (1:100)^n
D
Beginwaarde * (1+ p:100)^n

Slide 8 - Quiz

In de formule
''Eindwaarde = Beginwaarde * (1+ p:100)^n''
staat de ''n'' voor ...
A
aantal maanden
B
aantal jaren
C
aantal dagen
D
aantal perioden

Slide 9 - Quiz

Huiswerk nakijken
  • MAVO: herhalingsopdrachten paragraaf 3.1 t/m 3.3 pagina 88 en 89 m.b.v. nakijkboekjes
  • HAVO/VWO: opdrachten renteberekeningen deel 2 m.b.v. uitwerkingen via mail
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Terugblik rente
We hebben tot nu toe twee manieren gebruikt om rente te berekenen:
  1. Enkelvoudige rente: rente over oorspronkelijke spaarbedrag
  2. Samengestelde rente: rente over oorspronkelijke spaarbedrag + bijgeschreven rente

Slide 11 - Slide

Terugblik enkelvoudige rente (1)
Indra zet per  1 januari 2001 € 6.400 op de spaarrekening. Enkelvoudige rente = 2,8% per jaar. Op 1 april 2001 haalt ze € 1.750 van de spaarrekening af. 
  1. Hoeveel rente krijgt zij totaal in jaar 1?
  • Twee bedragen:  € 6.400 en (€ 6.400 - € 1.750)
  • a. Rente over € 6.400 ==> € 6.400 x 0,028 x 3/12 (want 3 maanden) = € 44,80
  • b. Rente over (€ 6.400 - € 1.750) ==> (€ 6.400 - € 1.750) x 0,028 x 9 /12 (want 9 maanden )   = € 97,65
  • Totale rente jaar 1 = € 44,80 + € 97,65 = € 142,45

Slide 12 - Slide

Terugblik enkelvoudige rente (2)
Indra zet per 1 januari 2001 € 6.400 op de spaarrekening. Enkelvoudige rente = 2,8% per jaar. Op 1 april 2001 haalt ze € 1.750 van de spaarrekening af. Op 31 juli 2002 haalt ze al het saldo van haar bank af. Hoeveel rente heeft ze over 2002 gekregen?
  • (€ 6.400 - € 1.750) = € 4.650 saldo begin jaar 2. 
  • Rente = € 4.650 * 0,028* 7/12 = € 75,95

Slide 13 - Slide

Terugblik samengestelde rente
  • Thijs heeft op 1  januari 2009 een bedrag van € 800 op een spaarrekening staan. De samengestelde rente is 3% per jaar. Hij laat de rente op de rekening staan. Bereken het bedrag dat op 31 december 2010 op de rekening staat

  •  Op 31 december 2011 haalt hij € 150 van de spaarrekening af.  Bereken het bedrag dat op 31 december 2013 op de rekening staat

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Contante waarde
Soms weet je wat je uiteindelijk gespaard moet hebben maar vraag je je af welk bedrag je aan het begin op de rekening moet zetten (dus de beginwaarde). Dit noemen we de contante waarde berekenen en dat doe je zo:

Slide 16 - Slide

Voorbeeld contante waarde
De ouders van Anouar willen over 16 jaar, als Anouar dus 18 jaar oud is, € 11.000 bij elkaar hebben gespaard om een auto te kunnen kopen. Stel er is sprake van een samengestelde interest van 3,9%. Bereken de contante waarde.
  • Contante waarde = eindwaarde : ((1+p:100)^n))
  • Contante waarde = € 11.000 : ((1+3,9:100)^16) = € 5.964,09

Slide 17 - Slide

Lenen (1)
  • Waarom geld lenen? Leenmotieven:
  1. Tijdelijk geld tekort
  2. Iets duurs direct kopen
  3. Iets belangrijks is kapot

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 18 - Slide

Lenen (2)
  • Dus als je geld leent... moet je het terugbetalen!
  • Terugbetalen = aflossen (hierdoor wordt de lening lager). Rente is dus geen aflossing!
Vormen van lenen:
  1. Hypothecaire lening
  2. Persoonlijke lening
  3. Doorlopend krediet
  4. Kopen op afbetaling
  5. Salariskrediet

Slide 19 - Slide

Hypothecaire lening in een plaatje
1. Hypothecaire lening

Slide 20 - Slide

2. Persoonlijke lening

Slide 21 - Slide

3. Doorlopend krediet
  • Je mag lenen tot een maximumbedrag. Je betaalt daarna terug in maandtermijnen. Geld dat je aflost mag je weer opnieuw lenen. Rente is variabel.

Slide 22 - Slide

4. Kopen op afbetaling
  • Meteen eigenaar van het product en je betaalt het product in termijnen af

Slide 23 - Slide

5. Salariskrediet
  • Je mag op je betaalrekening, afhankelijk van de hoogte van jouw salaris, tot een afgesproken bedrag rood staan. De rente hiervoor is hoog.

Slide 24 - Slide

Annuïteitenlening
  • Annuïteit = gelijkblijvend bedrag aan rente en aflossing
  • Bekijken opdracht 3.27/Learnbeat lesbrief 3.1 onderdeel G vraag 8
  • Je ziet dat ieder jaar de annuïteit hetzelfde blijft....
  • Alleen de samenstelling van de aflossing en rente veranderen
  • Hoe kan dat?

Slide 25 - Slide

Oefenen
  • MAVO: afmaken opdrachten paragraaf 3.4 (pagina 82 t/m 85) + maken samenvattingen op pagina 86
  • HAVO/VWO: maken opdrachten renteberekeningen deel 3 (zie uitgedeeld boekje of SOM)

timer
15:00

Slide 26 - Slide

Wat hebben we geleerd

Slide 27 - Slide

Leerdoelen
Na afloop van deze les, ken/kan ik...
  1. ... rente berekenen bij enkelvoudige interest
  2. ... rente berekenen bij samengestelde interest
  3. ... contante waarde berekenen
  4. ... vijf vormen van lenen beschrijven

Slide 28 - Slide