2H/V Oefen SO Spelling Werkwoorden PV / VD / INF /ENGELS 40 vragen

Pak je leesboek
10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pak je leesboek
10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

(af)maken
Cursus 7 Spelling
- par. 10 opdr. 1 t/m 5
- par. 11 opdr. 1 t/m 4
- par. 12 opdr. 1 t/m 3
- par. 13 opdr. 1 t/m 4
Klaar? Extra oefenen De brug meestromen
timer
20:00

Slide 2 - Slide

Het voorstel (bieden) een goede oplossing voor het probleem.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
bied
B
bieden
C
biedt
D
biedden

Slide 3 - Quiz

Het voorstel (bieden) een goede oplossing voor het probleem.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 4 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 5 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 6 - Quiz

Nu (beoordelen) de jury niet positief.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 7 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 8 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 9 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 10 - Quiz

Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.

Slide 11 - Quiz

Nu (beoordelen) de jury niet positief.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
beoordeelt
B
beoordeeldt
C
beoordeeld
D
beoordelen

Slide 12 - Quiz

(Vinden) je leraar het goed dat je nu met je mobiel belt?

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 13 - Quiz

(Vinden) je leraar het goed dat je nu met je mobiel belt?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt
D
Vinden

Slide 14 - Quiz

De hondenpoep (verspreiden) gisternacht een vreselijke geur.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 15 - Quiz

De hondenpoep (verspreiden) gisternacht een vreselijke geur.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
verspreid
B
verspreide
C
verspreidt
D
verspreidde

Slide 16 - Quiz

Het (gebeuren) nu niet meer.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 17 - Quiz

Het (gebeuren) nu niet meer.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeuren

Slide 18 - Quiz

(Worden) je volgende week nog opgenomen in de selectie?

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 19 - Quiz

(Worden) je volgende week nog opgenomen in de selectie?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
Word
B
Werd
C
Wordt
D
Worden

Slide 20 - Quiz

Ik ben in 2009 (verhuizen) naar Amsterdam.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 21 - Quiz

Ik ben in 2009 (verhuizen) naar Amsterdam.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuizen

Slide 22 - Quiz

Gisteren (wachten) zijn zusjes niet op hem.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 23 - Quiz

Gisteren (wachten) zijn zusjes niet op hem.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
wachte
B
wachten
C
wachtte
D
wachtten

Slide 24 - Quiz

Dat het vaker (gebeuren) is, blijkt uit het rapport.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 25 - Quiz

Dat het vaker (gebeuren) is, blijkt uit het rapport.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeuren

Slide 26 - Quiz

(Blijven) er met je vingers vanaf!

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT GW
B
VD
C
PV VT GW
D
INF

Slide 27 - Quiz

(Blijven) er met je vingers vanaf!

Hoe spel je deze werkwoordvorm?
A
Blijf
B
Bleef
C
Blijv
D
Blijven

Slide 28 - Quiz

De kinderen mogen daarover niet (klagen).

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 29 - Quiz

De kinderen mogen daarover niet (klagen).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
klagen
B
geklagen
C
klaagden
D
klaagten

Slide 30 - Quiz

De herdershond (gehoorzamen) tegenwoordig zijn baasje bijna nooit.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 31 - Quiz

De herdershond (gehoorzamen) tegenwoordig zijn baasje bijna nooit.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
gehoorzaamd
B
gehoorzaamde
C
gehoorzaamt
D
gehoorzamen

Slide 32 - Quiz

De schrijfster heeft lang (tobben) over de titel van haar boek.

Hoe heet deze werkwoordvorm?

A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 33 - Quiz

De schrijfster heeft lang (tobben) over de titel van haar boek.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?

A
getobben
B
getobd
C
getobt
D
getobdt

Slide 34 - Quiz

Het concertkaartje (worden) je morgen toegestuurd.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
VD
C
PV VT
D
INF

Slide 35 - Quiz

Het concertkaartje (worden) je morgen toegestuurd.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
word
B
werd
C
wordt
D
worden

Slide 36 - Quiz

Vorig jaar (geloven) mijn vader niet dat dat mogelijk was.

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 37 - Quiz

Vorig jaar (geloven) mijn vader niet dat dat mogelijk was.

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
geloofde
B
geloofd
C
geloofdde
D
geloofdt

Slide 38 - Quiz

Zullen we de volgende keer gaan (lopen)?

Hoe heet deze werkwoordsvorm?
A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 39 - Quiz

Zullen we de volgende keer gaan (lopen)?

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
lopen
B
gelopen
C
liepen
D
looppen

Slide 40 - Quiz

Na 10 minuten werd de les weer (hervatten).

Hoe heet deze werkwoordsvorm?

A
PV TT
B
INF
C
PV VT
D
VD

Slide 41 - Quiz

Na 10 minuten werd de les weer (hervatten).

Hoe spel je deze werkwoordsvorm?
A
hervat
B
hervadt
C
hervad
D
hervatten

Slide 42 - Quiz