Politieke stroming + waarden van de democratie

Representatieve democratie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Representatieve democratie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan de waarden opnoemen die ten grondslag liggen aan de democratie
  • Je kan de structuur van de Nederlandse representatieve democratie op lokaal, provinciaal, nationaal en Europees niveau uitleggen.
  • Je kan het verschil uitleggen tussen een parlementair stelsel en presidentieel stelsel.

Slide 2 - Slide

Stelling:
In een democratie is de vrijheid van burgers gegarandeerd.

Slide 3 - Mind map

Welke waarden staan centraal in een democratie?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


  • Direct = gehele bevolking stemt, bv. referendum
  • Indirect = via volksvertegenwoordigers


 
Directe en indirecte
democratie
In Nederland bepalen wij door middel van verkiezingen wie ons vertegenwoordigt in het parlement = representatieve democratie

Slide 7 - Slide

Directe en indirecte democratie

Slide 8 - Slide

Directe of indirecte democratie?

Slide 9 - Slide

Bij een referendum:


A
kiest de bevolking vertegenwoordigers in een bestuur
B
stemt de bevolking over een belangrijk politiek onderwerp
C
stemmen volksvertegenwoordigers over politieke zaken.
D
Wordt er alleen gestemd voor het algemeen belang

Slide 10 - Quiz

Bij een indirecte democratie:

A
kiest de bevolking politici die voor hen besluiten nemen.
B
stemt de bevolking zelf over elk besluit.
C
kiest de bevolking in een referendum de volksvertegenwoordigers.
D
nemen de kiezers en de volksvertegenwoordigers samen in een referendum de besluiten.

Slide 11 - Quiz

Nederland noemen we een representatieve democratie omdat:
A
In NL vertegenwoordigers gekozen worden die stemmen over wetsvoorstellen en de regering namens het volk controleren.
B
In NL de regering indirect gekozen wordt.
C
We een presidentieel stelsel hebben.
D
Iedere bevolkingsgroep in principe in de Tweede kamer vertegenwoordigt wordt.

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen de Nederlandse en de Amerikaanse democratie?

Slide 13 - Mind map



  • Gekozen parlement = hoogste machtsorgaan.
  • Uitvoerende macht = gekozen door het parlement.
  • Vaak een niet-gekozen staatshoofd.


  • Volk kiest parlement en president.
  • President heeft veel politieke macht.
  • President = hoofd van de regering,  kan ministers benoemen en ontslaan.
  • President kan meestal niet het parlement ontbinden.
Parlementair stelsel =
Presidentieel stelsel =

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wie vormen het dagelijks bestuur van de gemeente?
A
gemeenteraad
B
college van B & W
C
burgemeester

Slide 17 - Quiz

De Provinciale statenleden worden gekozen door:
A
de commissaris van de koning
B
de kiezers
C
de gedeputeerden
D
de regering

Slide 18 - Quiz

Wie staat aan het hoofd van de gemeente?
A
burgemeester
B
dijkgraaf
C
Commissaris van de Koning
D
minister

Slide 19 - Quiz

Wie vormen het dagelijks bestuur van de provincie?
A
commissaris van de Koning
B
Gedeputeerde Staten
C
Provinciale Staten

Slide 20 - Quiz

Het kabinet is:
A
Koning + ministers
B
Ministers + staatssecretarissen

Slide 21 - Quiz

Het kabinet heeft een..
A
uitvoerende taak
B
controlerende en wetgevende taak
C
uitvoerende en controlerende taak
D
uitvoerende en wetgevende taak

Slide 22 - Quiz

Welke van deze bestuurslagen is het kleinste?
A
Europese Unie
B
Gemeente
C
Provincie
D
Het rijk

Slide 23 - Quiz

Wie kiezen uiteindelijk de leden van de Eerste Kamer?
Wie kiezen uiteindelijk de leden van de Eerste Kamer? 
A
Het volk
B
De leden van de Provinciale Staten
C
De Tweede Kamer
D
De senatoren

Slide 24 - Quiz

Welke Europese instelling voert het Europese beleid uit?
A
Europees Parlement
B
Europese Raad
C
Raad van de Europese Unie
D
Europese Commisse

Slide 25 - Quiz

Huiswerk
Houd magister in de gaten.......

Slide 26 - Slide