Quiz Nederlands

Nederlands!
Quiz!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands!
Quiz!

Slide 1 - Slide

Vraag 1: Een uitdrukking

Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
vogel

Slide 2 - Quiz

Vraag 2: spelling

Welk woord is GOED geschreven?
A
interessant
B
portomonnee
C
onmidellijk

Slide 3 - Quiz

Vraag 3: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
definitie

Slide 4 - Quiz

Vraag 4: lezen
Uit welke boekenserie komt deze illustratie?
A
Dagboek van een muts
B
Het leven van een loser
C
Hugo

Slide 5 - Quiz

Vraag 5 uitdrukking Wat betekent:
Je ziet er
bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat je er niet verdrietig uitziet

Slide 6 - Quiz

Vraag 6 grammatica
In welke zin staan precies drie werkwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
Twee vliegen met een klap.

Slide 7 - Quiz

Vraag 7: een uitdrukking
Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
wind
C
lucht

Slide 8 - Quiz

Vraag 8: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
agressief
B
aggresief
C
aggressief

Slide 9 - Quiz

Vraag 9: grammatica
Hoe noem je het woord in hoofdletters?
Vind jij NEDERLANDS leuk?
A
zelfstandig naamwoord
B
heel werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

Vraag 10: woordenschat
Wat is een ander woord voor "realistisch"?
A
vreemd
B
echt
C
fake

Slide 11 - Quiz

Vraag 11: lezen
Wat is geen tekstdoel?
A
overhalen
B
reageren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 12 - Quiz

Vraag 11: grammatica
Wat is geen werkwoord?
A
ben
B
haar
C
arm
D
hem

Slide 13 - Quiz

Vraag 12: spelling
Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
Ik heb de wijzigingen ......
A
verwerkt
B
verwerkd
C
verwerken

Slide 14 - Quiz

Vraag 13: woordenschat
Wat is een ander woord voor "kosteloos"?
A
eenvoudig
B
gratis

Slide 15 - Quiz

Vraag 14: grammatica
Wat is dit voor een soort woord?
DE auto rijdt snel.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz