This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tillen en zitten
Fijn dat jullie er weer zijn 1A!!!!
Ga rustig op je plek zitten
Device dicht op tafel
Logboek en pen op tafel.
Slide 1 - Slide
Week 51
Wat weet je van Stevigheid en bewegen?
Moet je nog aan de slag voor de presentatie?
Werkdoel: Tillen en zitten
Slide 2 - Slide
Wat is de functie van een pees?
A
Beschermt de spier tegen beschadiging
B
Zorgt dat de spier niet uit elkaar valt
C
Aanspannen en ontspannen van de spier
D
Houdt de spier aan het bot vast
Slide 3 - Quiz
Wat is de definitie van antagonisten?
A
Spieren die langer worden als ze samentrekken
B
Spieren die tegengesteld werken
C
Spieren die hetzelfde werken
D
Spieren die niet vastzitten met een pees
Slide 4 - Quiz
Hoe zitten de ribben vast aan het borstbeen?
A
kraakbeen
B
gewrichten
C
vergroeid
D
naden
Slide 5 - Quiz
Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht
Slide 6 - Quiz
Welke beenverbindingen is 1
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 7 - Quiz
Je armen en benen bewegen door
A
Gewrichten
B
Kraakbeen
C
Naadverbinding
D
Vergroeiing
Slide 8 - Quiz
Je ziet hier een gewricht. Nummer 3 is..
A
bot
B
beenweefsel
C
kraakbeen
D
gewrichtssmeer
Slide 9 - Quiz
Een gewricht bevat laagjes kraakbeen. Wat is een functie van deze laagjes kraakbeen?
A
Ze zorgen ervoor dat de botten niet slijten
B
Ze houden botten van een gewricht op hun plaats
C
Ze maken de botten van een gewricht buigzamer
D
Ze zorgen ervoor dat een gewricht kan bewegen
Slide 10 - Quiz
Dit is een ..1.. gewricht.
Hierin is een .. 2 ..beweging mogelijk
A
1. kogel
2. draaiende
B
1. scharnier
2. heen en weer
C
1. rol
2. draaiende
D
1. draai-rol
2. heen en weer
Slide 11 - Quiz
Kijk naar de afbeelding. hoe wordt nummer 4 genoemd?
A
gewrichtsknobbel
B
gewrichtssmeer
C
gewrichtskom
D
gewrichtsbanden
Slide 12 - Quiz
Er zijn verschillende typen gewrichten. Bekijk de afbeelding, wat klopt?
A
1 = scharniergewricht,
2 = rolgewricht
B
1 = kogelgewricht,
2 = rolgewricht
C
1 = scharniergewricht,
2 = kogelgewricht
D
1 = kogelgewricht,
2 = schaniergewricht
Slide 13 - Quiz
Wat zit er tussen de wervels?
A
kraakbeen
B
botten
C
niks
Slide 14 - Quiz
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 15 - Quiz
Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 16 - Quiz
Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel botweefsel.
A
Waar
B
Niet waar
C
Beetje waar
D
huh?
Slide 17 - Quiz
Als een mens loopt, dan zorgt elke stap die wordt gezet voor een schok in het lichaam. Het lichaam heeft daarom een paar aanpassingen waardoor deze schokken kunnen worden opgevangen. Welke aanpassingen dienen hiervoor?
A
Bekken is veerkrachtig en tussenwervelschijven bestaan uit kraakbeen.
B
Wervelkolom heeft dubbele S vorm en bestaat uit kraakbeen
C
Ruggenwervels zijn hol en er zit kraakbeen tussen de wervelschijven
D
tussenwervelschijven bestaan uit kraakbeen en wervelkolom heeft dubbele S vorm
Slide 18 - Quiz
Welke twee spieren zijn een antagonistisch paar?
A
rugspier en de voorste dijspier
B
dijspier en de scheenbeen spier
C
buikspier en de rugspier
D
rugspier en de dijspier
Slide 19 - Quiz
Op de afbeelding zie je schematische tekening van een arm.
Welk onderdeel van de arm wordt korter als de onderarm wordt opgetild?
A
P
B
Q
Slide 20 - Quiz
Wat is volgens jullie een juiste houding?
Slide 21 - Mind map
Leerdoelen/criteria
Je geeft aan waarom een goede lichaamshouding belangrijk is.
Je beschrijft een goede zithouding.
Je beschrijft hoe je moet tillen.
Slide 22 - Slide
Houding
Wat is houding precies?
Spieren
Goede en slechte houding
Slide 23 - Slide
Wervelkolom: as van het lichaam
Wervelkolom bestaat uit wervels.
Tussen de wervels zitten tussenwervelschijven van kraakbeen.
Vangen schokken op als we tillen, buigen of lopen.
Slide 24 - Slide
De wervels worden op hun plaats gehouden door spieren, die met stevige pezen vastzitten aan de wervels.
Wervelkolom is zowel stevig als bewegelijk.
Slide 25 - Slide
Ruggenmerg: Centrale zenuwstelsel binnen wervelkolom.
Zenuw: uitlopers van zenuwcellen die impulsen geleiden.
Wervel = Been (botweefsel): geeft bescherming
Slide 26 - Slide
Tussenwervelschijf: Kraakbeenstructuur die schokken opvangt. (schokdemper)
Slide 27 - Slide
Goede houding
Als je niet op een goede manier tilt, kunnen de tussenwervelschijven de schokken niet goed opvangen.
Wervels slijten sneller en beschadigen.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Na jaren verkeerd lopen, zitten of tillen krijg je daar last van.
Door een goede houding slijten de tussenwervelschijven minder snel.
Slide 30 - Slide
Goed staan
Rechte rug en ontspannen schouders.
Een ingezakte houding geeft op den duur nekklachten.
Of verkrampt de spieren van de schouders.
Slide 31 - Slide
Goed liggen
Is je wervelkolom recht. Een zacht of te hard matras kan knikken geven in het wervelkolom
Slide 32 - Slide
Tussenwervel schijven
Door een slechte houding kan je wervelkolom scheef gaan staan. De tusssenwervelschijven worden dan aan 1 kant ver ingedrukt. Ze kunnen dan beschadigen.
Spieren
Sommige spieren die in de rug zitten moeten harder werken dan anderen. Hierdoor kunnen spieren overbelast raken.