Lindsey wil graag een ijsje kopen. Het ijsje kost 2 euro. Haar betalingsbereidheid is 2,50. Hoeveel bedraagt haar consumentensurplus?
1 / 23
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Lindsey wil graag een ijsje kopen. Het ijsje kost 2 euro. Haar betalingsbereidheid is 2,50. Hoeveel bedraagt haar consumentensurplus?
Slide 1 - Open question
Lindsey wil graag een ijsje kopen. Het ijsje kost 2,50 euro. Haar betalingsbereidheid is 2. Hoeveel bedraagt haar consumentensurplus?
Slide 2 - Open question
Het consumentensurplus van deze consument bij een verkoopprijs van € 4 is
A
4
B
o
C
3
D
2
Slide 3 - Quiz
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het collectieve consumentensurplus berekenen .
Slide 4 - Slide
Afzetgebied
Gebied waar de producent zijn producten verkoopt.
Slide 5 - Slide
De collectieve vraag
Een producent is geïnteresseerd in de vraag van alle consumenten bij elkaar opgeteld: de collectieve vraag(lijn).
Je bepaalt de collectieve vraag(lijn) door de vraag van alle consumenten bij elkaar op te tellen.
Slide 6 - Slide
Consumentensurplus
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de marktprijs. LxBx0,5
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Samenvatting
Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid van de consument en de prijs. Om het collectieve consumentensurplus uit te rekenen maak je gebruik van de formule van een driehoek LxHx0,5.
Slide 11 - Slide
Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
Slide 12 - Open question
Tekst
Het bedrag dat je maximaal voor een product wilt betalen.
Het verband tussen de prijs van een product en de gevraagde hoeveelheid ervan.
Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de werkelijke prijs die je je moet betalen.
Omzet
Oppervlakte driehoek =
1/2 x basis x hoogte
Betalingsbereidheid
Vraaglijn
Consumentensurplus
Verkoopprijs maal de verkochte hoeveelheid
Het totale consumentensurplus
Slide 13 - Drag question
Bij de prijsvraagcurve staat Qv op de ...
A
horizontale as
B
verticale as
Slide 14 - Quiz
Vraaglijn: Als P ↑ dan zal Qv? Qv is de vraag naar producten
A
↑
B
↓
Slide 15 - Quiz
als de prijs 3 euro is, is het consumentensurplus in euro's:
A
6.000
B
2.000
C
12.000
D
4.000
Slide 16 - Quiz
Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,10?
A
16
B
8
C
80
D
4,50
Slide 17 - Quiz
Wat is de vergelijking van de collectieve vraaglijn als twee identieke consumenten deze individuele vraaglijn hebben?
A
q=-100p+50
B
q=-100p+100
C
q=-200p+50
D
q=-200P+100
Slide 18 - Quiz
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het collectieve consumentensurplus berekenen .
Slide 19 - Slide
In welke mate is het lesdoel behaalt?
Slide 20 - Poll
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 21 - Open question
Huiswerk
Digitaal maken module 2 hoofdstuk 1 vraag 10 t/m 12