This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
kennis-oefentoets
tijdvak 5 en 6
Slide 1 - Slide
Bekijk de vier uitspraken (A-D). Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
Humanisme was eerst een beweging van kunstenaars en later ook van geleerden.
B
Humanisten bestudeerden klassieke teksten om hun betekenis te begrijpen.
C
Humanisten vonden de vrijheid en waardigheid van mensen belangrijk.
D
Klassieke auteurs zagen humanisten als geestverwanten.
Slide 2 - Quiz
Bekijk de vier uitspraken Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
In de middeleeuwen was de levenshouding van mensen strak gericht op God en het leven voor de dood.
B
Italiaanse steden waren welvarend door de handel met het Midden-Oosten.
C
Om hun geloof te tonen lieten rijke Italianen de beste kunstenaars voor zich werken.
D
Om hun welvaart te tonen lieten rijke Italianen beelden en schilderijen door kunstenaars maken.
Slide 3 - Quiz
Twee oorzaken van feit A waren feiten ...
Slide 4 - Open question
Een oorzaak van feit B was feit ...
Slide 5 - Open question
Twee gevolgen van feit I zijn feiten ...
Slide 6 - Open question
Feit E is vooral het gevolg van feit ...
Slide 7 - Open question
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk
Slide 8 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het begin van de Europese expansie
B
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid
C
Het conflict in de Nederlanden
D
De bijzondere plaats in staatkundig en economisch opzicht van de Nederlandse Republiek
Slide 9 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
C
De opkomst van emancipatiebewegingen
D
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
Slide 10 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 11 - Quiz
Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’
C
De reformatie
D
Voortschrijdende democratisering
Slide 12 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij..............
A
Tijdvak 5, 15e eeuw
B
Tijdvak 5, 16e eeuw
C
Tijdvak 6, 16e eeuw
D
Tijdvak 6, 17e eeuw
Slide 13 - Quiz
Wat past het best bij het begrip: 'moedernegotie'?
A
Noordzeehandel
B
VOC
C
Specerijen
D
Danzig (Gdansk)
Slide 14 - Quiz
Welk begrip past het best bij: 'doorbraak van een wetenschappelijke manier van denken in de 17e eeuw, waarbij de nadruk ligt op waarneming, proeven doen en logisch nadenken'
A
Renaissance
B
Wetenschappelijke revolutie
C
Verlichting
D
Humanisme
Slide 15 - Quiz
Dit tijdvak heet 'ontdekkers en hervormers'. Welk kenmerkend aspect hoort bij dit tijdvak?
A
de opkomst van het christendom
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
hofstelsel en horigheid
D
Geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist.
Slide 16 - Quiz
1 De rijkdommen uit het oosten waren in Europa al lange tijd bekend. 2 Door de ontdekkingsreizen kwam in Europa een winstgevende specerijenhandel met Azië op gang. 3 Het katholieke geloof was en is een belangrijke godsdienst in Spanje. 4 In Afrika waren slavernij en slavenhandel al lang heel gewoon. 5 In het katholieke Spanje werden de islam en het jodendom verboden. 6 Omstreeks 1500 dreven Europeanen steeds minder handel via de Middellandse Zee.
Welke van bovenstaande feiten gaat over continuïteit?
A
1, 3 en 4
B
1, 4 en 6
C
3, 4 en 5
D
2, 3 en 4
Slide 17 - Quiz
Lees de 3 feiten over de tijd omstreeks 1500: A. Europeanen maakten ontdekkingsreizen naar Oost-Azië. B. Europeanen kregen een winstgevende specerijenhandel met Azië in handen. C. Europeanen dreven minder handel via de Middellandse Zee.
1. Feit C is een gevolg / oorzaak van feit A. 2. Feit A is een gevolg op korte / lange termijn van feit B. 3. Feit A is een directe / indirecte oorzaak van feit B.
A
1. oorzaak, 2. lange, 3. indirecte
B
1. gevolg, 2. lange, 3. indirecte
C
1. oorzaak, 2. korte, 3. indirecte
D
1. oorzaak, 2. lange, 3. directe
Slide 18 - Quiz
'Handel tussen drie plaatsen, zoals tussen Afrika, Amerika en Europa'.
Welk woord hoort bij bovenstaande omschrijving?
Slide 19 - Open question
Deze opdracht gaat over een gevolg van de Europese expansie.
Wat was het gevolg van de Europese expansie voor planten en dieren?
A
Amerikaanse dieren zoals lama's en koeien werden op grote schaal naar Europa gehaald om ze hier te fokken.
B
Belangrijke Amerikaanse gewassen zoals maïs en de aardappel werden verdrongen door Europese planten.
C
Europeanen ontdekten dat Amerikaanse gewassen niet bestand waren tegen het Europese klimaat.
D
Gewassen zoals suikerriet en dieren zoals varkens en paarden werden geïntroduceerd in Amerika.
Slide 20 - Quiz
➤ Wat wordt met Reformatie bedoeld?
Slide 21 - Open question
Zo rond 1450 kwam er een andere manier om boeken te produceren.
➤ Welk voordeel heeft deze manier van produceren gehad voor o.a. Maarten Luther?
Slide 22 - Open question
➤Luther werd uit de kerk gezet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
➤De paus was het meestal wel eens met de ideeën van Luther.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Gebruik de bron
Dit beeld stelt David voor, een figuur uit de Bijbel. Dit beeld is gemaakt aan het begin van de Tijd van ontdekkers en hervormers.
➤Waarom past dit beeld zo goed bij de ideeën van de Renaissance?
Gebruik de bron
A
Het is een beeld dat bij een Bijbelverhaal hoort. In de Renaissance waren de Kerk, de Bijbel en het christendom belangrijker dan tijdens de Middeleeuwen.
B
Kunstenaars uit de Renaissance wilden net zulke kunst maken als kunstenaars in de Oudheid. En dit beeld ziet er uit als een écht mens, net als de beelden uit de Tijd van Grieken en Romeinen.
C
David leefde in Noord-Italië, waar de Renaissance begon.
D
David leefde in de Oudheid. In de Renaissance was er veel aandacht voor de Oudheid.
Slide 25 - Quiz
Deze vraag gaat over de Republiek der Nederlanden in het tijdvak Regenten & Vorsten.
1 De stadhouder maakte alle belangrijke beslissingen. 2 Een absoluut vorst had de macht in handen. 3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen. 4 Rijke burgers waren heel machtig. 5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.
Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 26 - Quiz
In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines
Slide 27 - Quiz
De wetenschappelijke revolutie
A
Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten
B
Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers
C
Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties
D
Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines
Slide 28 - Quiz
Wie hadden kritiek op het bestuur in de Republiek?
A
De Regenten
B
De boeren bevolking
C
De arme en rijke burgers
D
De stadhouder
Slide 29 - Quiz
Deze vraag gaat over de Republiek der Nederlanden in het tijdvak Regenten & Vorsten.
1 De stadhouder maakte alle belangrijke beslissingen. 2 Een absoluut vorst had de macht in handen. 3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen. 4 Rijke burgers waren heel machtig. 5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.
Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek in de tijd van 'Regenten & Vorsten'?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 30 - Quiz
Wat was er nieuw aan de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw?
A
observeren
B
ratio
C
waarnemen
D
experimenten
Slide 31 - Quiz
Dit is geen goed voorbeeld van de wetenschappelijke revolutie
A
Eigen waarnemingen
B
Alles voor waar aannemen
C
Experimenteren
D
Logisch nadenken
Slide 32 - Quiz
Een van de bekendste wetenschappers uit de tijd van 'Regenten & Vorsten' was Newton (zie plaatje). Welke uitspraak past bij de werkwijze van de wetenschappers in de tijd van de wetenschappelijke revolutie? De wetenschappers:
A
kwamen voornamelijk uit de Republiek.
B
twijfelden niet aan de juistheid van de Bijbel.
C
vertrouwden steeds meer op hun eigen waarnemingen.
D
vonden dat de filosofen uit de Oudheid per definitie gelijk hadden.
Slide 33 - Quiz
Waarom noemen we 1672 het rampjaar?
A
Engeland viel de Republiek binnen
B
De gebroeders de Witt werden vermoord door een mensenmassa
C
Duitsland viel de Republiek binnen
D
Frankrijk viel de Republiek binnen
Slide 34 - Quiz
Wie had in de Republiek de functie van legerleider?