This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Formatieve toets tijdvak 5 en 6
Slide 1 - Slide
Kritiek op aflaten
Leef somber, bid en lees de bijbel
Steun van Duitse edelen
Geneve
Rotterdam
Lof der zotheid: kritiek op levenswijze geestelijke
Predestinatie
Calvijn
De oplossing ligt binnen de katholieke kerk
Monnik
Humanist
Populair in Nederland
Tegen een koning met een verkeerd geloof, mag je in opstand komen
Respecteer de macht van de koning
Luther
Erasmus
Slide 2 - Drag question
1585 wordt gezien als een cruciaal jaar in de Gouden Eeuw. Leg uit wat er tijdens dit jaar gebeurde en op welke manieren de Republiek hiervan profiteerde
Slide 3 - Open question
Bekijk de vier uitspraken (A-D). Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
Humanisme was eerst een beweging van kunstenaars en later ook van geleerden.
B
Humanisten bestudeerden klassieke teksten om hun betekenis te begrijpen.
C
Humanisten vonden de vrijheid en waardigheid van mensen belangrijk.
D
Klassieke auteurs zagen humanisten als geestverwanten.
Slide 4 - Quiz
Bekijk de vier uitspraken Kies de letters van de juiste uitspraken.
A
In de middeleeuwen was de levenshouding van mensen strak gericht op God en het leven voor de dood.
B
Italiaanse steden waren welvarend door de handel met het Midden-Oosten.
C
Om hun geloof te tonen lieten rijke Italianen de beste kunstenaars voor zich werken.
D
Om hun welvaart te tonen lieten rijke Italianen beelden en schilderijen door kunstenaars maken.
Slide 5 - Quiz
Twee oorzaken van feit A waren feiten ...
Slide 6 - Open question
Een oorzaak van feit B was feiten ...
Slide 7 - Open question
Twee gevolgen van feit I zijn feiten ...
Slide 8 - Open question
Feit E is vooral het gevolg van feit ...
Slide 9 - Open question
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort NIET bij de 16e eeuw?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
C
De wetenschappelijke revolutie
D
De protestantse reformatie en splitsing van de christelijke kerk
Slide 10 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
C
De opkomst van emancipatiebewegingen
D
het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
Slide 11 - Quiz
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 12 - Quiz
Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’
C
De reformatie
D
Voortschrijdende democratisering
Slide 13 - Quiz
Wat past het best bij het begrip: 'moedernegotie'?
A
Noordzeehandel
B
VOC
C
Specerijen
D
Danzig (Gdansk)
Slide 14 - Quiz
Dit tijdvak heet 'ontdekkers en hervormers'. Welk kenmerkend aspect hoort bij dit tijdvak?
A
de opkomst van het christendom
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
hofstelsel en horigheid
D
Geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist.
Slide 15 - Quiz
1 De rijkdommen uit het oosten waren in Europa al lange tijd bekend. 2 Door de ontdekkingsreizen kwam in Europa een winstgevende specerijenhandel met Azië op gang. 3 Het katholieke geloof was en is een belangrijke godsdienst in Spanje. 4 In Afrika waren slavernij en slavenhandel al lang heel gewoon. 5 In het katholieke Spanje werden de islam en het jodendom verboden. 6 Omstreeks 1500 dreven Europeanen steeds minder handel via de Middellandse Zee.
Welke van bovenstaande feiten gaat over continuïteit?
A
1, 3 en 4
B
1, 4 en 6
C
3, 4 en 5
D
2, 3 en 4
Slide 16 - Quiz
Lees de 3 feiten over de tijd omstreeks 1500: A. Europeanen maakten ontdekkingsreizen naar Oost-Azië. B. Europeanen kregen een winstgevende specerijenhandel met Azië in handen. C. Europeanen dreven minder handel via de Middellandse Zee.
1. Feit C is een gevolg / oorzaak van feit A. 2. Feit A is een gevolg op korte / lange termijn van feit B. 3. Feit A is een directe / indirecte oorzaak van feit B.
A
1. oorzaak, 2. lange, 3. indirecte
B
1. gevolg, 2. lange, 3. indirecte
C
1. oorzaak, 2. korte, 3. indirecte
D
1. oorzaak, 2. lange, 3. directe
Slide 17 - Quiz
'Handel tussen drie plaatsen, zoals tussen Afrika, Amerika en Europa'.
Welk woord hoort bij bovenstaande omschrijving?
Slide 18 - Open question
Wat wordt met Reformatie bedoeld?
Slide 19 - Open question
Zo rond 1450 kwam er een andere manier om boeken te produceren.
➤ Welk voordeel heeft deze manier van produceren gehad voor o.a. Maarten Luther?
Slide 20 - Open question
De paus was het meestal wel eens met de ideeën van Luther.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Gebruik de bron
Dit beeld stelt David voor, een figuur uit de Bijbel. Dit beeld is gemaakt aan het begin van de Tijd van ontdekkers en hervormers.
➤Waarom past dit beeld zo goed bij de ideeën van de Renaissance?
Gebruik de bron
A
Het is een beeld dat bij een Bijbelverhaal hoort. In de Renaissance waren de Kerk, de Bijbel en het christendom belangrijker dan tijdens de Middeleeuwen.
B
Kunstenaars uit de Renaissance wilden net zulke kunst maken als kunstenaars in de Oudheid. En dit beeld ziet er uit als een écht mens, net als de beelden uit de Tijd van Grieken en Romeinen.
C
David leefde in Noord-Italië, waar de Renaissance begon.
D
David leefde in de Oudheid. In de Renaissance was er veel aandacht voor de Oudheid.
Slide 22 - Quiz
In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines
Slide 23 - Quiz
Deze vraag gaat over de Republiek der Nederlanden in het tijdvak Regenten & Vorsten.
1 De stadhouder maakte alle belangrijke beslissingen. 2 Een absoluut vorst had de macht in handen. 3 Het volk mocht stemmen in verkiezingen. 4 Rijke burgers waren heel machtig. 5 Wie uit een voorname familie kwam, kon regent worden.
Welke cijfers passen bij het bestuur van de Republiek in de tijd van 'Regenten & Vorsten'?
A
4 en 5
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 24 - Quiz
Wat was er nieuw aan de wetenschappelijke revolutie van de zeventiende eeuw?
A
observeren
B
ratio
C
waarnemen
D
experimenten
Slide 25 - Quiz
Dit is geen goed voorbeeld van de wetenschappelijke revolutie
A
Eigen waarnemingen
B
Alles voor waar aannemen
C
Experimenteren
D
Logisch nadenken
Slide 26 - Quiz
Een van de bekendste wetenschappers uit de tijd van 'Regenten & Vorsten' was Newton (zie plaatje). Welke uitspraak past bij de werkwijze van de wetenschappers in de tijd van de wetenschappelijke revolutie? De wetenschappers:
A
kwamen voornamelijk uit de Republiek.
B
twijfelden niet aan de juistheid van de Bijbel.
C
vertrouwden steeds meer op hun eigen waarnemingen.
D
vonden dat de filosofen uit de Oudheid per definitie gelijk hadden.
Slide 27 - Quiz
Waarom noemen we 1672 het rampjaar?
A
Engeland viel de Republiek binnen
B
De gebroeders de Witt werden vermoord door een mensenmassa
C
Duitsland viel de Republiek binnen
D
Frankrijk viel de Republiek binnen
Slide 28 - Quiz
Wie had in de Republiek de functie van legerleider?
A
De stadhouder
B
De raadspensionaris
Slide 29 - Quiz
Welke eigenschap past niet bij een humanist?
A
Een veelzijdige ontwikkeling.
B
Uitblinken op veel terreinen.
C
Het kritiekloos volgen van bestaande theorieën.
D
Een grote kennis bezitten van het Grieks en Latijn.
Slide 30 - Quiz
Gebruik de bron
Welke motieven om op ontdekkingsreis te gaan blijken uit de bron?
A
Een economisch motief, want de vriendelijke inheemse bevolking wil graag handel drijven
met de ontdekkingsreizigers en voor hun goederen een eerlijke prijs betalen.
B
Een politiek motief, want Amerigo Vespucci moet van zijn opdrachtgevers grond veroveren.
C
Nieuwsgierigheid naar de nieuw ontdekte wereld, waardoor de Portugese koning Amerigo
Vespucci opdracht geeft uit te varen.
D
Een economisch motief, want Vespucci bericht nadrukkelijk dat het land vruchtbaar is,
waarmee hij suggereert dat er producten kunnen worden gehaald.
Slide 31 - Quiz
Gebruik de bron
Bij welke kenmerkende aspecten past de bron?
A
Het begin van de Europese overzeese expansie.
B
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.
C
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg
had.
D
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Slide 32 - Quiz
1
2
3
4
5
aanbieden van het Smeekschrift
begin van de gewapende opstand tegen Spanje
beeldenstorm
Uitvaardiging van het Bloedplakkaat
Oprichting door Alva van de Raad van Beroerten
Slide 33 - Drag question
In 1538 stierf de Maastrichtse geleerde Mattheus Herbenus. Zijn bibliotheek bevatte een kostbare uitgave van de Geographica van de Griekse historicus en geograaf Strabo (64 v.Chr.-23 na Chr.), een soort encyclopedie van de toen bekende wereld. De belangstelling van Herbenus past bij twee verschillende kenmerkende aspecten van zijn tijd. Leg uit bij welke twee kenmerkende aspecten
Slide 34 - Open question
Stel je doet een onderzoek naar het verloop van de conquistadores en je vindt deze bron.
Geef een argument voor en tegen de betrouwbaarheid van deze bron voor je onderzoek
Slide 35 - Open question
Uit de bron blijkt dat de autoriteiten van Delft aanhangers zijn van de Reformatie. Leg dit uit