Voorzetsels en wisselvoorzetsels (3e/4e naamval)

1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Noem tenminste
3 voorzetsel met de 3e naamval)

Slide 2 - Mind map


Noem tenminste
3 voorzetsels met 4e naamval

Slide 3 - Mind map


Noem tenminste
3 voorzetsels met 3e of 4e naamval
(wisselvoorzetsels)

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Even oefenen....

zoek het voorzetsel en kies de juiste naamval

Slide 6 - Slide

Die Frau läuft mit d… Hund im Wald.
A
der
B
dem
C
den
D
das

Slide 7 - Quiz

Die Frau läuft mit ihr… Hund im Wald.
A
ihrer
B
ihrer
C
ihrem
D
ihren

Slide 8 - Quiz

Die Frau läuft mit ihrem Hund um d... Wald (m).
A
den
B
das
C
der
D
dem

Slide 9 - Quiz

Die Frau läuft mit ihrem Hund durch d... Wald (m).
A
den
B
das
C
der
D
dem

Slide 10 - Quiz

3e naamval
4e naamval
?

Slide 11 - Slide

Er zijn 9 Wechselpräpositionen (wisselvoorzetsels).
Na deze voorzetsels volgt de 3e OF 4e naamval.

Ze kunnen namelijk de ene keer een 3e naamval en de andere keer een 4e naamval hebben.
Maar wanneer kiest je wat?
En, hoe herken je ze?
?

Slide 12 - Slide

de betekenis
auf
op
hinter
achter
in
in, naar
neben
naast
über
boven, over
an
aan, bij, naar
unter
onder
vor
voor
zwischen
tussen

Slide 13 - Slide

ergens zijn/ ergens iets doen
 

ergens naartoe gaan, doel
(bevinden+tijd) +3
(beweging) +4
Maar welke naamval moet je nu kiezen?
drukt het hele werkwoord + keuzevoorzetsel uit:

Slide 14 - Slide

voorbeeld:   Ich fahre in ... Schweiz (v).
Ich fahre in die Schweiz.



    Ergens naartoe  =  +4
Ich fahre in der Schweiz.



ergens zijn; iets doen = +3

Slide 15 - Slide

Er wartet vor der Polizeistation.
''vor'' is een keuzevoorzetsel. Is het in dit geval de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 16 - Quiz

Ich gehe in die Schule
''in'' is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 17 - Quiz

Ich warte auf d... Bus.
"Auf'' is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 18 - Quiz

Ich hänge die Lampe über ___ Tisch.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 19 - Quiz

Das Heft liegt auf ___ Tisch.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 20 - Quiz

Großvater ist müde und setz sich auf ___ Stuhl.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 21 - Quiz

Großmutter ist müde und sitzt auf ___ Stuhl.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 22 - Quiz

Der Ball liegt auf ___ Dach.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 23 - Quiz

Ich klettere auf ___ Dach um den Ball zu holen.
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 24 - Quiz

Ich stehe zwischen (mijn) ___ Eltern auf dem Bild.
A
mein
B
meine
C
meinem
D
meinen

Slide 25 - Quiz

Mein Bruder hängt die Uhr an (onze) ___ Wand in der Küche.
A
unser
B
unsere
C
unserem
D
unseren

Slide 26 - Quiz

Und jetzt hängt die Uhr an (onze) ___ Wand in der Küche.
A
unser
B
unsere
C
unserem
D
unseren

Slide 27 - Quiz

Ik weet nog alles van de keuzevoorzetsels
Nee, ik begrijp het nog niet
Ja, ik snap de regel, maar ken de betekenis van de zinnen niet
Ja, ik snap de regel, maar vind het bepalen van m/v/o/mv lastig
Ja, ik snap de regel, dit kan ik toepassen op de toets

Slide 28 - Poll