4.3 de woningfinanciering

4.3 De woningfinanciering
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.3 De woningfinanciering

Slide 1 - Slide

Programma
paragraaf 3 "De woningfinanciering"
Huiswerk maken 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Ik begrijp wat ik nodig heb om de hypotheek(rente)  uit te rekenen 

Slide 3 - Slide

Hypotheek
hypotheeklening 
huis = onderpand 

Slide 4 - Slide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 5 - Slide

Hypotheeklasten
- Aflossing lening en rentekosten

- Worden per maand betaald

Slide 6 - Slide

Rentepercentage
  • Variabele rente  
  • de bank kan het rentepercentage veranderen
  • Vaste rente 
  • het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Slide 7 - Slide

Maximaal hypotheekbedrag
  • hoogte van je inkomen
  • de getaxeerde waarde van  het huis

Slide 8 - Slide

Soorten hypotheek
  • Annuïteit
  • Lineair

Slide 9 - Slide

Annuïteit
  • Maandbedrag blijft hetzelfde
  • In het begin veel rente en weinig aflossing

Slide 10 - Slide

Lineair
  • Maandbedrag wordt steeds lager
  • Aflossing blijft gelijk 
  • Dus steeds minder rente

Slide 11 - Slide

Hypothecaire lening
  • De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
  • Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.

Slide 12 - Slide

Rekensom hypothecaire lening
  • Stel je sluit een lineaire hypotheek af van € 240.000. De looptijd van de lening is 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. Aan rente en aflossing betaal je in het eerste jaar samen € 14.600.
  • Hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?
  • Totale bedrag jaar 1 = aflossing + rente = € 14.600
  • Rente = 3: 100 x € 240.000 = € 6.600
  • Aflossing = € 14.600 - € 6.600 = € 8.000
  • (  Elk jaar wordt er namelijk afgelost € 240.000 : 30= € 8.000)

Slide 13 - Slide

Huiseigenaren kunnen financieel problemen krijgen als
  • hun inkomen daalt
  • ze hun huis moeten verkopen terwijl de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning

Slide 14 - Slide