Paragraaf 5: Dieren bewegen

Hoofdstuk 2: Bewegen
Paragraaf 5: Dieren bewegen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: Bewegen
Paragraaf 5: Dieren bewegen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg paragraaf 5: Dieren bewegen
  • Aan het werk!  
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Benoem de even onderdelen

Slide 3 - Open question

Welk nummer geeft een beencel aan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Waar staan de wervels in de juiste volgorde?
A
Halswervels - lendenwervels - borstwervels - heiligbeen - staartbeen
B
Borstwervels - halswervels - lendenwervels - heiligbeen - staartbeen
C
Halswervels - borstwervels - lendenwervels - staartbeen - heiligbeen
D
Halswervels - borstwervels - lendenwervels - heiligbeen - staartbeen

Slide 5 - Quiz

Welk bot is gebroken?

Slide 6 - Open question

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Beschrijven hoe dieren met een wervelkolom bewegen;
  • Beschrijven waarom dieren zo snel gaan;
  • Beschrijven hoe de bouw samenhangt met de leefwijze;
  • Beschrijven hoe ongewervelde dieren bewegen;

Slide 7 - Slide

Bewegen met een wervelkolom
Gewervelden hebben een wervelkolom.
Je kan deze dieren verdelen in 2 grote groepen:
  • Wervelkolom beweegt heen en weer (amfibieën, vissen, reptielen);
  • Wervelkolom beweegt op en neer (vogels, zoogdieren)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Dieren bewegen snel
  • Topgangers (lopen op de toppen van hun tenen)
  • Teengangers (lopen op hun tenen)
  • Zoolgangers (lopen op hun hele voetzool)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Skelet en leefwijze
Skeletten van gewervelden hebben vaak hetzelfde bouwplan. Dit noem je homologe structuren.
  • De vorm van de ledematen verschilt
  • Dit hangt samen met de leefwijze

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Ongewervelden bewegen
Dieren zonder wervelkolom zijn ongewervelde dieren. 
  • Sommige hebben een uitwendig skelet.
  • Aan dit skelet zitten kleine spiertjes voor de beweging.
  • Sommige hebben helemaal geen skelet
  • Hier trekken kring- en lengtespieren zich afwisselend samen voor de voortbeweging.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aan het werk!
Wat: Paragraaf 2.1 t/m 2.5
Hoe: Fluisteren, zachtjes overleggen met je buur
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg met je buur/raadpleeg je boek/steek je vinger op
Klaar: Nakijken en verbeteren.
Uitkomst: Paragraaf 2.1 t/m 2.5 zijn af

Slide 20 - Slide

Benoem de onderdelen P, Q, R, S en T.

Slide 21 - Open question

Welke letter geeft de plaats aan waar zich een bloedvat bevindt?
A
P
B
Q
C
R

Slide 22 - Quiz


A
Kraakbeenweefsel
B
Spierweefsel
C
Zenuwweefsel
D
Beenweefsel

Slide 23 - Quiz

Benoem de letters P en Q.

Slide 24 - Open question

Welke tekening geeft kraakbeenweefsel weer?
A
1
B
2
C
3

Slide 25 - Quiz