05 Krachten in werktuigen

1 / 43
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Krachten
Benodigheden
- laptop
- JDW-map
- (Rekenmachine) 
- Pen


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 3!
Ga zitten en start met:

Ga verder met opdracht 14 en 15 van 3.3

START IN:




Jas over je stoel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

timer
12:00

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Met een hefboom kun je een zwaar voorwerp optillen. Wat kun je zeggen over het draaipunt?
A
Het draaipunt moet zo dicht mogelijk bij de handen van de gebruiker zijn.
B
Het draaipunt moet zo ver mogelijk van het op te tillen voorwerp vandaan zijn
C
Het draaipunt moet zo ver mogelijk van de handen van de gebruiker zijn.
D
Het draaipunt moet precies in het midden van de hefboom zitten.

Slide 39 - Quiz

58 Bij het gereedschap dat je in huis gebruikt, zijn hefbomen (zoals een steeksleutel) en dubbele hefbomen (zoals een nijptang).
a Noteer drie werktuigen die uit één hefboom bestaan.
b Noteer drie werktuigen die uit twee hefbomen bestaan.

Slide 40 - Open question


59 Een combinatietang bestaat uit twee hefbomen (figuur 13). De tang wordt gebruikt
om een draad door te knippen.
a Geef het draaipunt aan met een rode stip.
b Kleur de ene hefboom geel en de andere groen.
c Meet en noteer: – de lengte van arm 1 - de lengte van arm 2
d Vul in: De lastarm is ... × zo ......als de werkarm. De last is dus ...× zo .....als de werkkracht.

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide