Hoofdstuk 3.4 Krachten in werktuigen K3 les 4

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht

§ 3.4 Krachten in werktuigen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht

§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 2 - Slide

Terugblik
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 3 - Slide

Wat lees je op de schaalverdeling van een krachtmeter af?
A
de grootte van de kracht
B
de kracht op de veer
C
de meetafstand
D
het meetbereik

Slide 4 - Quiz

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 5 - Quiz

Bereken in de situatie hiernaast de nettokracht.
Fnetto =

Slide 6 - Open question

Leerdoelen 3.4 Krachten in werktuigen
  1. Je kunt uitleggen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom vormt.
  2. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  3. Je kunt bij werktuigen beschrijven op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend.
  4. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.

Slide 7 - Slide

Krachten
Met je vingers krijg je een vastgedraaide moer niet los. 

Met een steeksleutel gaat dit heel gemakkelijk. 

Hoe komt het dat het losdraaien met een steeksleutel zoveel gemakkelijker gaat?

Slide 8 - Slide

Kracht vergroten
  • Een steeksleutel is een goed voorbeeld van een werktuig. Met zo’n sleutel kun je een moer losdraaien die stevig vastzit (figuur 1). 
  • Je gebruikt de sleutel daarbij als hefboom. 
  • Zoals elke hefboom heeft een steeksleutel een draaipunt; soms aangegeven met een P. In figuur 1 is dat draaipunt aangegeven met een rode stip.

Slide 9 - Slide

Hefboom

Een breekijzer is een voorbeeld van een hefboom.

Een hefboom heeft drie punten (figuur 3):
  1. een werkpunt; het werkpunt is waar je de kracht uitoefent.
  2. een draaipunt; bij het draaipunt kan de hefboom draaien.
  3. een last: met het last oefent de hefboom een kracht uit op een voorwerp

Slide 10 - Slide

De arm van een hefboom
De brandweerman zet het lastpunt tussen de deur.
Het draaipunt zet hij tegen de auto. 
De brandweerman duwt op het werkpunt.
Het lange uiteinde houd je vast.
Met het korte uiteinde zet je kracht op een voorwerp.

Werkarm
lastarm

Slide 11 - Slide

De arm van een hefboom
  • De arm van een kracht is de afstand tot   het draaipunt. 
  • De arm staat altijd loodrecht op de lijn   waarlangs de kracht werkt. 
  • Let erop dat de arm niet hetzelfde is als   de lengte van de hefboom.
  • Bij de meeste werktuigen wordt ervoor   gezorgd dat de werkarm groot is en   de lastarm klein.

Slide 12 - Slide

Enkele hefbomen
Een bandenlichter, koevoet, flessenopener en een steeksleutel zijn voorbeelden van een enkele hefboom.
Met een hefboom kun je een kracht groter maken.
Het midden van de moer is het draaipunt 
van de hefboom. 
Het andere uiteinde van de steeksleutel is
het werkpunt. 
Het lastpunt zit op de punten aan de 
buitenkant van de zeskantmoer.

Slide 13 - Slide

Dubbele hefbomen
Tangen en scharen bestaan uit twee hefbomen die om hetzelfde draaipunt draaien.




                                                                             Dubbele hefboom: 
                                                                       de ene hefboom is oranje,                                                                                    de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip:
het draaipunt.

Slide 14 - Slide

Geef met een rode stip het draaipunt aan
de lengte van de werkarm = ... cm
de lengte van de lastarm = ... cm 
de lastarm is ... keer zo klein als de werkarm
de last is ... keer zo groot als de werkarm

Slide 15 - Slide

Stel je voor, je knijpt met een kracht van 40 N op de handvatten. Hoe groot is de kracht op het lastpunt dan? 

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf  3.4 Krachten in werktuigen
 1 t/m 12 (6 overslaan)


Slide 17 - Slide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom vormt.
  2. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  3. Je kunt bij werktuigen beschrijven op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend.
  4. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.

Slide 18 - Slide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 19 - Mind map

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 20 - Mind map

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.4 Krachten in werktuigen 1 t/m 10

Dank voor jullie aandacht!

Slide 21 - Slide