een stabiele periode en begint normaal gesproken op een
leeftijd van twee tot tien jaar en kan meerdere jaren duren. In deze fase gaan apraxie (het onvermogen te handelen), epilepsie en scoliose meer een rol spelen. De communicatieve en
motorische vaardigheden verbeteren wel. Het meisje is minder geïrriteerd, huilt minder en maakt oogcontact. Ze toont meer interesse in haar
omgeving, en haar alertheid, concentratievermogen en communicatieve
vaardigheden verbeteren. Veel meiden blijven de rest van hun leven in deze
fase