1A Verwijswoorden

1A Verwijswoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1A Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Absenten

  • Lezen

  • Verwijswoorden

  • Aan het werk

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De/het
  • Woorden zijn de-/ of het-woorden
  • Verkleinwoorden: het 
  • Meervoud: de
  • Naar de-woorden verwijs je met "die" en "deze" (eindigen op -e!!!)
  • Naar het-woorden verwijs je met "dit" en "dat"

Slide 4 - Slide

Oefenen
Paard: het paard
In de wei staat een paard. Dat paard is bruin.
Dit paard wordt snel bang.

Taart: de taart
Mijn tante heeft een taart gebakken. Die hebben we in één dag helemaal opgegeten.
Deze taart is erg lekker.

Slide 5 - Slide

Dit bruine kastje hebben we van oma geërfd.
Dit kastje=
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

Het varken, dat erg groot is, ligt de hele dag in de modder.

A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

De moeder, dat koorts heeft, blijft vandaag thuis.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Deze kindje is gister vijf geworden.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

Dit kindje heeft een groen jasje aan.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

Die bomen worden gelukkig niet gekapt.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Zelfstandig aan het werk
  • Bladzijde 210 en 211

  • Maken: opdracht 1 en 2 worden huiswerk

  • Klaar? Maak opdracht 6

Slide 12 - Slide