What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
M2 grammaire 2 Unité 4 passé composé met être
M2D
Sebas
Djaylani
Ferdi
Jason
Kyanu
Kyan
Alex
Floris
Youri
Thomas
Tala
Mahla
Eve
Mati
Evy
Yasmine
Ranisha
Nadine
Owen
Sem
Dylan
Dario
Rick
Docent
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
M2D
Sebas
Djaylani
Ferdi
Jason
Kyanu
Kyan
Alex
Floris
Youri
Thomas
Tala
Mahla
Eve
Mati
Evy
Yasmine
Ranisha
Nadine
Owen
Sem
Dylan
Dario
Rick
Docent
Slide 1 - Slide
M2E
Mehdi
Walid
Fenna
Levi
Dani
Ikra
Jarah
Elias
Yasin
Jo Annie
Rocco
Thijs
Amalia
Danique
Eline
Yana
Aaron
Dustin
Lucas
Valentino
Djuliano
Fenna P
Joeline
Boris
Nathan
Docent
Slide 2 - Slide
Bienvenue!
mardi
7 mars
Slide 3 - Slide
Dans ce cours...
Nakijken : écouter 14,15
De passé composé met être
Exercices
So'tje van Apprendre 3 en 4
Slide 4 - Slide
Le but (het doel van deze les)
Na deze les:
- weet ik hoe ik de passé composé met être kan gebruiken.
Slide 5 - Slide
Nakijken : écouter 14,15
Slide 6 - Slide
Le passé composé
De voltooide tijd met être
Slide 7 - Slide
Révision être
Être=...?
Schrijf het rijtje van être eens op.
Slide 8 - Slide
Être = zijn
Ik ben
Je
suis
Jij bent
Tu
es
Hij/zij/men is
Il/elle/on
est
Wij zijn
Nous
sommes
Jullie zijn
U bent
Vous
êtes
Zij zijn
Ils/elles
sont
Slide 9 - Slide
Le passé composé
De passé composé is de tegenwoordige tijd met
2
werkwoorden.
Bijvoorbeeld: Ik
heb gegeten
= j'
ai mangé
.
Tot nu toe heb je geleerd dat je een vorm van het werkwoord
avoir
gebruikt als hulpwerkwoord, maar soms gebruik je
être
.
Slide 10 - Slide
Le passé composé
Bij
bijvoorbeeld
partir (vertrekken) gebruik je
être
als hulpwerkwoord.
Bijvoorbeeld:
Tu
es
parti = Jij
bent vertrokken.
Il
est
parti = Hij
is vertrokken.
Slide 11 - Slide
Le passé composé
Let op:
als het hulpwerkwoord
être
is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:
mnl ev
-
Il est allé
vrl ev
+e
Elle est allé
e
mnl mv
+s
Nous sommes allé
s
Vous êtes allé
s
Ils sont allé
s
vrl mv
+es
Elles sont allé
es
Slide 12 - Slide
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 13 - Link
Vervoeg het werkwoord être
Slide 14 - Open question
Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.
A
es
B
sommes
C
sont
D
êtes
Slide 15 - Quiz
Tu ... allé au supermarché.
A
suis
B
es
C
est
D
sont
Slide 16 - Quiz
Ma soeur ... arrivée à l'heure.
A
êtes
B
es
C
est
D
suis
Slide 17 - Quiz
Les amis ... allés au cinéma.
A
sont
B
suis
C
est
D
êtes
Slide 18 - Quiz
Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Elle est ... à Lille. (arriver)
Slide 19 - Open question
Nous sommes ... à l'école. (aller)
Slide 20 - Open question
Les garçons sont ... en retard. (arriver)
Slide 21 - Open question
Tu es ... au marché. (aller)
Slide 22 - Open question
Sophie et Anne sont ... en France. (arriver)
Slide 23 - Open question
Il est allée à la piscine.
A
B
Slide 24 - Quiz
Elles sont arrivés à la maison.
A
B
Slide 25 - Quiz
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
Sarah ... chez le coiffeur. (aller)
Slide 26 - Open question
Nous ... en Espagne. (arriver)
Slide 27 - Open question
Les filles ... au concert. (aller)
Slide 28 - Open question
Ils ... chez moi. (arriver)
Slide 29 - Open question
Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.
In de kolom links vink je
présent
uit en de
passé composé
aan.
In de kolom in het midden vink je 2 werkwoorden aan:
aller, partir.
In de kolom rechts vink je 4 werkwoorden aan:
arriver, rentrer, rester, tomber
Klik op
confirmer
.
Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
Klik op
suivant
om naar de volgende vraag te gaan.
Slide 30 - Slide
www.verbuga.eu
Slide 31 - Link
Exercices
Exercice 16ABCDE blz 21 t/m 24
Klaar: apprendre 3,4
Slide 32 - Slide
partir = vertrekken
PRÉSENT:
je par
s
(ik vertrek)
tu par
s
(jij vertrekt)
il /elle / on par
t
(hij / zij / men vertrekt)
nous part
ons
(wij vertrekken)
vous part
ez
(jullie vertrekken / u vertrekt)
ils / elles part
ent
(zij vertrekken)
Slide 33 - Slide
ik vertrek
Slide 34 - Open question
jij vertrekt
Slide 35 - Open question
hij vertrekt
Slide 36 - Open question
wij vertrekken
Slide 37 - Open question
jullie vertrekken / u vertrekt
Slide 38 - Open question
zij vertrekken
Slide 39 - Open question
Hij is vertrokken.
Slide 40 - Open question
Zij is vertrokken.
Slide 41 - Open question
Wij zijn vertrokken.
Slide 42 - Open question
Zij (de meisjes) zijn vertrokken.
Slide 43 - Open question
Zij (de jongens) zijn vertrokken.
Slide 44 - Open question
More lessons like this
Les grammaire Unité 4
May 2021
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Passé Composé
September 2021
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Chapitre 3 A3 D
March 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Passé composé être
May 2023
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Passé composé être
April 2021
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé être havo
October 2022
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Chapitre 3 A3 D
January 2024
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Ch. 3, grammaire D
June 2021
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2