Ik word [kampioen.] (Je kunt geen 'foto' maken bij worden -- wat word ik? )
Ik zal [kampioen] worden.
Ik wil [kampioen] worden.
Maar ook:
Ik ben [kampioen] geworden.
Het werkwoord worden is en elke zin het koppelwerkwoord (kww). Het koppelt het naamwoordelijk deel van wat iemand is in de zin.
De andere werkwoorden 'helpen' de zin in een ander vorm of tijd te zetten.
Dit zijn dus de hulpwerkwoorden (hww)