Herhalen les mediawijs!

1 / 39
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

medium IS?
A
Praten in elkaars bijzijn.
B
Een middel om informatie over te dragen.
C
Sociale kanalen

Slide 4 - Quiz

Media ZIJN?
A
Bedrijven die zich bezighouden met het overbrengen van informatie.
B
Middel om informatie over te dragen.
C
Alleen winstgevende kanalen

Slide 5 - Quiz

massamedia ZIJN?
A
Sociale media kanalen
B
Media die met hun boodschap zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken.
C
Bedrijven die graag winst willen

Slide 6 - Quiz

Amusementsfunctie is?
A
Je krijgt informatie
B
Je leert de waarden en normen van je land
C
Je vermaakt je ermee en je hebt er plezier van

Slide 7 - Quiz

Socialiserende functie is?
A
Je leert wat normaal is in de cultuur waarin je leeft
B
Je krijgt informatie
C
Het programma zorgt dat je een mening krijgt

Slide 8 - Quiz

infotainment is?
A
Informatie die op een leuke manier wordt gebracht.
B
Moeilijke informatie programma's

Slide 9 - Quiz

De beste omschrijving van communicatie is:
A
Facetimen, snapchatten en whatsappen.
B
Met elkaar praten.
C
Een boodschap overbrengen.
D
Iemand informatie geven.

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeld van media met een meningsvormende functie is:
A
Een reclameblok.
B
Het journaal.
C
Een talkshow.
D
Een soapserie.

Slide 11 - Quiz

medialandschap is?
A
Alle sociale media.
B
Alle media in Europa
C
De NPO
D
Alle mediabedrijven van Nederland.

Slide 12 - Quiz

Deze omroep wil winst maken
A
NPO 1
B
RTL

Slide 13 - Quiz

publieke omroep?
A
Betaald vanuit belastinggeld.
B
Willen winst maken.
C
John de Mol

Slide 14 - Quiz

Een commerciële zender wil?
A
Winst maken
B
Informatie functie

Slide 15 - Quiz

Mag winst maken
NL 1, 2 en 3
RTL, SBS En TALPA
Belastinggeld 
NOS (nieuws)
Temptation Island 
Commercieel 
Publieke omroep 

Slide 16 - Drag question

doelgroep?
A
Jongeren.
B
Winstmakende groep.
C
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) .

Slide 17 - Quiz

persconcentratie is?
A
Wanneer verschillende mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen.
B
Alle mediamerken die geen winst willen maken.
C
Alle mediamerken die zorgen voor een betere concentratie.

Slide 18 - Quiz

Een voorbeeld van mediapluriformiteit is:
A
NPO1, NPO2 en NPO3.
B
BNR Nieuws, NOS Achtuurjournaal, RTL Nieuws en De Volkskrant.
C
RTL4, RTL5, RTL7 en RTL8.

Slide 19 - Quiz

privacy is?
A
Zelfstandig zijn en niks willen delen.
B
De vrijheid om te kiezen om persoonlijke informatie wel of niet te delen.
C
Vrijheid en gelijkheid .

Slide 20 - Quiz

Wat is een filterbubbel?
A
Mensen krijgen alleen informatie te zien die persoonlijk op ze is afgestemd.
B
Alleen informatie op sociale media.
C
Alleen een meningsvormende functie.

Slide 21 - Quiz

Door persoonlijke informatie te verzamelen kunnen bedrijven meer advertenties verkopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Een algoritme zorgt ervoor dat je:
A
Telkens weer nieuwe berichten krijgt op je tijdlijn.
B
Berichten op je tijdlijn krijgt die bij je passen.

Slide 23 - Quiz

Medialisering =
A
Het proces waarin de media een steeds grotere rol spelen in ons leven.
B
Het proces waarin we alleen nog maar sociale media gebruiken.

Slide 24 - Quiz

Een kenmerk van medialisering is:
A
Het gebruiken van je telefoon om te bellen.
B
Overal is tegenwoordig een app voor.
C
Het kijken naar de televisie.
D
Met vrienden naar de bioscoop.

Slide 25 - Quiz

De belangrijkste oorzaak van medialisering is:
A
Televisie.
B
Cyberpesten.
C
Kranten en tijdschriften.
D
Smartphone.

Slide 26 - Quiz

Een gevolg van cyberpesten is eenzaamheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Een positief gevolg van medialisering is:
A
Mensen kunnen heel snel populair worden.
B
Mensen sturen sneller berichten naar elkaar door.
C
Apps maken het leven van mensen makkelijker.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Een bedrijf dat nieuwsberichten verkoopt aan nieuwsbedrijven, noemen we een:
A
Mediabedrijf
B
Persbureau
C
Journalist
D
Redactie

Slide 30 - Quiz

De beste omschrijving van kwaliteitsjournalistiek:
A
Ze maken gebruik van aansprekende nieuwskoppen en afbeeldingen.
B
Ze schrijven over serieuze onderwerpen zoals: economisch, politiek en buitenlands nieuws.
C
Ze schrijven artikelen die voor iedereen makkelijk leesbaar zijn.
D
Ze schrijven over serieuze onderwerpen zoals: shownieuws, criminaliteit en binnenlands nieuws.

Slide 31 - Quiz

Journalisten zijn belangrijk in onze samenleving, omdat:
A
Ze de overheid en organisaties controleren op fouten.
B
Ze de informatie vanuit de overheid overbrengen.
C
Ze weten wat er in de samenleving speelt.
D
Ze zorgen voor infotainment.

Slide 32 - Quiz

GEEN kenmerk van een betrouwbare bron is:
A
In het bericht wordt een andere nieuwsbron aangehaald.
B
Het bericht gaat alleen maar over feiten.
C
Er staan veel taal- en spelfouten in de bron.
D
Alle partijen komen in het nieuwsbericht aan het woord.

Slide 33 - Quiz

Hoe hebben media invloed op de manier waarop wij naar mensen kijken?
A
Ze gebruiken verkeerde stereotypes.
B
Ze bepalen onze beeldvorming.
C
Ze gebruiken beelden uit het echte leven.
D
Ze bedenken heel aparte beelden.

Slide 34 - Quiz

Een vader in pak die om 18:00 uur thuiskomt van zijn werk is een voorbeeld van:
A
Beeldvorming.
B
Rolpatroon.
C
Selectieve waarneming.
D
Vooroordeel.

Slide 35 - Quiz

Een voorbeeld van roldoorbrekend gedrag is:
A
Een technicus met een bril.
B
De burgemeester in zijn zwembroek.
C
Een brede en sterke militair.
D
Een klein meisje die met poppen speelt.

Slide 36 - Quiz

De beste omschrijving van selectieve waarneming is:
A
Mensen hebben last van rolpatronen.
B
Mensen krijgen niet altijd alles mee.
C
Mensen krijgen niet altijd alles mee.
D
Mensen krijgen niet altijd alles mee.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Begrippen boekje afmaken + herhaal les in teams maken! 

Slide 39 - Slide