Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Wat is een alinea?

Slide 2 - Open question

Wat is een deelonderwerp?
A
Een klein deel van het onderwerp
B
Een onderwerp om te delen
C
Het onderwerp van een tekst
D
De belangrijkste informatie

Slide 3 - Quiz

Waar vind je vaak de belangrijkste informatie in een anlinea?
A
Het middenstuk
B
De eerste zin
C
In de titel
D
De eerste en de laatste zin

Slide 4 - Quiz

Hoe veel alinea's heeft
deze tekst?

Slide 5 - Open question

Waar kijk je naar bij oriënterend lezen?

Slide 6 - Open question

Wat hoort bij globaal lezen?
A
Titel en tussenkopjes lezen.
B
Signaalwoorden opzoeken.
C
De eerste en laatste zin van de alinea's lezen.
D
Deelonderwerpen van de alinea's.

Slide 7 - Quiz

Je hebt iets aan deze
tekst als je wilt weten:
A
Hoe je kunt zien dat iemand blij is met zijn cadeau.
B
Wat de reactie is van iemand die niet blij is met het cadeau.
C
Wat een psycholoog is.
D
Wat voor cadeaus je beter niet kunt geven.

Slide 8 - Quiz

Bij welk tekstverband horen:
'Ten eerste, ten tweede, ten derde....'
A
voorbeeld
B
tijdsvolgorde
C
opsomming

Slide 9 - Quiz

Wat is dit voor tekstverband?
'zoals, denk aan...'
A
tijdsvolgorde
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 10 - Quiz

Wat is dit voor tekstverband?
'vroeger, later, nu, daarna'
A
tijdsvolgorde
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 11 - Quiz

Maak een zin met het woord 'terwijl' .

Slide 12 - Open question

Maak een zin met het woord 'zoals' .

Slide 13 - Open question

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst? 

Slide 14 - Slide


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsommend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 17 - Quiz


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 18 - Quiz

'Vervolgens' is een signaalwoord, horend bij een tekstverband "tijdsvolgorde".
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "opsommend"?
A
Ook
B
Alles bij elkaar
C
Al met al
D
Zoals

Slide 21 - Quiz

Wat is het signaalwoord voor het opsommend tekstverband in deze zin?
'Amsterdam is ook een mooie stad!'
A
is
B
ook
C
en
D
stad

Slide 22 - Quiz

Tekstverband: conclusie
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 23 - Quiz

signaalwoorden van oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor
C
ten eerste, verder, ook
D
mits, tenzij

Slide 24 - Quiz

Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.

Slide 25 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.

A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 26 - Quiz

Welk verband herken je in de laatste zin van alinea 3?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologisch
D
toelichtend

Slide 27 - Quiz

Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 28 - Quiz

De docent is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
A
Redengevend
B
Concluderend
C
Oorzaak-gevolg
D
Toelichtend

Slide 29 - Quiz