leçon 06_passé composé

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Le programme:

        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Correction du SO
  • Apprendre le passé composé et faire des exercices
  • Révision des nombres de 70-2000
leçon 6

Slide 2 - Slide

Le passé composé (p.5)
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé


Slide 3 - Slide

 Le passé composé avec avoir (p.5)
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                     stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                     stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
mang
mangé
Exemple: 
Il a mangé

Slide 4 - Slide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?

Slide 5 - Slide

Je dansé = ik heb gedanst
goed of fout?

Slide 6 - Slide

  • Er zijn ook onregelmatige voltooid deelwoorden (net als in het Nederlands). 
  • Momenteel gaan we alleen die van FAIRE leren => fait
  • Pouvez-vous faire une phrase avec 'fait'?

Slide 7 - Slide

Supplément page 5
FAIRE :
- Exercice A

Slide 8 - Slide

Exercice A page 5
  • j’ai joué = ik heb gespeeld
  • tu as joué = jij hebt gespeeld
  • il - elle a joué = hij - zij heeft gespeeld
  • nous avons joué = wij hebben gespeeld
  • vous avez joué = jullie hebben, u heeft gespeeld
  • ils - elles ont joué = zij hebben gespeeld

Slide 9 - Slide

Le passé composé avec être (p.6)
  • Vaak worden de werkwoorden die een beweging uitdrukken met être vervoegd. 
- Ik ben naar het strand gegaan. = Je suis allé à la plage.
- De trein is aangekomen. = Le train est arrivé.
  • Hier zullen we later meer over leren.

Slide 10 - Slide

Supplément,
 page 6
FAIRE :
- Exercice B: conjuguez les verbes au passé composé.
- Exercice C: traduire toutes les phrases en français.

Slide 11 - Slide

Exercice B + C page 6

  1. j’ai rencontré = Op de camping heb ik een Italiaanse jongen ontmoet.
  2. a réservé = Papa heeft twee hotelkamers gereserveerd.
  3. nous avons = We hebben drie dagen doorgebracht in het hotel.
  4. as fait = Wat heb jij gedaan in de vakantie?
  5. j’ai nagé – j’ai regardé = Ik heb gezwommen en ik heb Netflix gekeken.
  6. avez visité = Hebben jullie / heeft u het Louvre-museum bezocht?
  7. ont mangé = Mijn broers hebben twee pizza’s gegeten.
  8. a joué = Mijn zus heeft getennist.


Slide 12 - Slide

Les nombres de 70 à 1000
(voca 5-6)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Tientallen

  • 10 = dix
  • 20 = vingt
  • 30 = trente
  • 40 = quarante
  • 50 = cinquante
  • 60 = soixante
vanaf 70...... 



  • 70 = soixante-dix => 60+10
  • 80 = quatre-vingt => 4x20
  • 90 = quatre-vingt-dix => 4x20+10
  • 100 = cent --> deux cents
  • 1000 = mille 
  • 2000 = deux mille 

Slide 15 - Slide

Wat moet je weten.... 
  • 1 t/m 20
  • tientallen
  • -1 --> ET (71 = soixante et onze), behalve bij 81/91
  • -2t/m- 9 --> - (72 = soixante-douze)

Slide 16 - Slide

Les devoirs:
  • Apprendre: 5-3 N-F + le passé composé (supplément, pages 5+6)
  • Faire: Bravoure > HAVO/VWO1 > Hoofdstuk 5 > 5.1 > exercices 17 + 18 + 19
  • Supplément, exercices B + C page 6

Slide 17 - Slide