Gesprekken 1.2 Sociaal-comm. vaardigheden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Gesprekken

1.1                        Voorbereiding 
1.2                       Sociaal-communicatieve vaardigheden
1.3                       Feedback


Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je gebruikt sociaal-communicatieve vaardigheden in gesprekken met anderen.

Je bent je bewust van het belang van non-verbale communicatie in gesprekken.

Slide 3 - Slide

Wanneer spreek jij iemand aan met ‘u’?

 Wanneer geef jij iemand een hand?

Wanneer gebruik jij formele taal?

Slide 4 - Slide


informele taal gebruik je bij persoonlijke gesprekken


kenmerken: je/jij, met voornaam aanspreken, ongedwongen taal toegestaan

formele taal gebruik je bij gesprekken met een zakelijk doel

kenmerken: u, meneer of mevrouw, beleefde taal (tot ziens, als u het goed vindt)


Slide 5 - Slide

Even oefenen: jij of u?
  • Je maakt kennis met je stagebegeleider op het stagebedrijf.
  • Je hebt op school overleg met een docent.
  • Een bezorger komt een bestelling bij je stagebedrijf afleveren.
  • Voor je aan het werk gaat, drink je koffie met een collega die net zo oud is als jij.
  • Je brengt jouw 70-jarige buurvrouw naar het station.
  • Je maakt kennis met een nieuwe klant.
  • Je meldt je bij de balie voor een controleafspraak bij de tandarts.

Slide 6 - Slide

Hoe zou jij reageren?

Slide 7 - Slide

Hoe zou jij reageren?

Slide 8 - Slide

Hoe zou jij reageren?

Slide 9 - Slide

Non-verbale
communicatie

Slide 10 - Mind map

Non-verbale communicatie

communicatie zonder woorden 


  • lichaamshouding
  • gebaren
  • intonatie
  • gezichtsuitdrukking




Slide 11 - Slide

Wat houdt een actieve gesprekshouding volgens jou in?

Slide 12 - Open question

Jouw eigen non-verbale communicatie
let bij een zakelijk gesprek op:

  • dat je je gesprekspartner aankijkt
  • knik om te laten zien dat je luistert of maak luistergeluiden
  • gebruik rustige gebaren die passen bij wat je zegt
  • praat op een vriendelijke en geïnteresseerde toon

Slide 13 - Slide

Non-verbale communicatie gesprekspartner

  • let ook op de non-verbale communicatie van degene met wie je het gesprek voert
  • wat zeggen de houding, gebaren, uitdrukking en intonatie?
  • ga na of dat klopt bij wat jij zegt
  • trek niet te snel conclusies, maar probeer met een vraag te controleren of jouw interpretatie klopt, bijvoorbeeld:
‘Ik zie dat je bedenkelijk kijkt. Denk je dat het gaat lukken of wil je liever dat ik het voordoe?’

Slide 14 - Slide

Aan de slag (n.a.v. opdracht vorige les)
Het publiek geeft één top en één tip 
over de non-verbale communicatie 

Slide 15 - Slide

Aan de slag(1)
Maak opdracht 1 en 2 (Deel B blz. 39)
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Vind jij jezelf voldoende communicatief vaardig? 

Zo nee, wat zou je willen verbeteren?


Slide 17 - Slide

tot de volgende les

Slide 18 - Slide