4havo - Les 8 - 5.3 Warmtestroom en warmte-uitwisseling

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat heb je bij je?
4p Boek
5p Laptop
2p Geo
4p Rekenmachine (geen grafische)
2p Pen + potlood + gum
2p Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap
8p BINAS
                                       Hoeveel punten scoor je?

Slide 2 - Slide

Bereken in het juiste aantal significante cijfers:
1,4 × 19,0 =
A
3 × 10²
B
27
C
26,6
D
26,60

Slide 3 - Quiz

Welke vorm van warmte-
transport wordt hier afgebeeld?
A
warmtestraling
B
warmtestroming
C
warmtegeleiding
D
warmte

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt berekeningen maken en redeneren
met de formule voor de warmtestroom door een 
voorwerp.

Je kunt berekeningen maken en redeneren
met de formule voor de warmte die een stof
opneemt of afgeeft.

Slide 5 - Slide

Warmte(stroom)
Warmte stroomt altijd vanzelf van de hoge temperatuur
naar de lage temperatuur.
Hoe groter het temperatuurverschil ΔT, hoe groter de warmtestroom.

Slide 6 - Slide

Warmtestroom
Hoeveelheid warmte die per seconde ergens door heen stroomt.

Slide 7 - Slide

Warmtegeleidingscoëfficiënt



Thermische geleidbaarheid / warmtegeleidingscoëfficiënt zegt hoe goed een stof geleidt (Zie BINAS tabel 8 t/m 12)

De eenheid van deze grootheid is W m-1 K-1


Slide 8 - Slide

Warmtestroom door een materiaal
.






                                                                                            ΔT = TB - TA

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Warmte en temperatuur
Om een kg water op te warmen heb je meer energie/warmte nodig dan om een halve kg water op te warmen.

De hoeveelheid warmte die je nodig hebt hangt af van de hoeveelheid materiaal die je wilt verwarmen.

Slide 11 - Slide

Warmte en temperatuur
Om een kg water op te warmen heb je meer energie/warmte nodig dan om een kg ijzer op te warmen.

De hoeveelheid warmte die je nodig hebt hangt af van het soort materiaal.

De hoeveelheid warmte die je nodig hebt om één kg van een stof één kelvin te laten stijgen heet de soortelijke warmte.

Slide 12 - Slide

Soortelijke warmte

Slide 13 - Slide

Joulemeter
Met een joulemeter kun je meten
hoeveel warmte een vloeistof of 
voorwerp heeft opgenomen of
afgegeven.

Slide 14 - Slide

Aan de slag

Slide 15 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 16 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 17 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open question