H2A - maandag 4 november

H2A - maandag 4 november
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2A - maandag 4 november

Slide 1 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Les adjectifs possessifs (en français)

  • Wat is een bezittelijk voornaamwoord? 
  • Ken je een of meerdere bezittelijke voornaamwoord(en)?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Prenez des notes (maak aantekeningen)
Prenez vos cahiers
  • Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan wie iets is 

Slide 4 - Slide

la suite..
  • De vorm van het bezittelijk voornaamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld livre, voiture) dat erachter komt.
  • Wil je bijvoorbeeld zeggen mijn boek, dan kijk je naar het zelfstandig naamwoord. Daarbij kijk je niet alleen naar het geslacht van het woord (le livre), maar je kijkt ook of het enkelvoud of meervoud is.
'Mijn boek' word dan --> mon livre

Slide 5 - Slide

la suite
Als een vrouwelijk zelfstandig voornaamwoord begint met een klinker of een stomme (bijvoorbeeld 'adresse') dan gebruik je in het enkelvoud de mannelijke vorm van het bezittelijke voornaamwoord.

Bijvoorbeeld zijn adres, wordt dat --> son adresse 

Slide 6 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 7 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) frère
A
mon
B
ma
C
son
D
sa

Slide 8 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 9 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

______________(mijn) amies
A
mes
B
mon
C
ma
D
ton

Slide 10 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 11 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 12 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

____________(haar) bottes
A
son
B
sa
C
ses
D
leurs

Slide 13 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_______________(zijn) valise
A
son
B
sa
C
ses
D
leur

Slide 14 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) mère
A
nos
B
notre
C
votre
D
vos

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) grands-parents
A
leur
B
leurs

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) appartement
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 17 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (Jouw) parents sont super cool
A
tes
B
ton
C
son
D
ta

Slide 18 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (Onze) grand-mère est très gentille.
A
nous
B
votre
C
notre
D
ma

Slide 19 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

______________(Uw) chien est horrible
A
vous
B
votre
C
vos
D
ma

Slide 20 - Quiz

Au travail 
  • Exercice 16A
3 minutes 

Slide 21 - Slide

Au travail
  • Exercice 16C (p. 64)
5 minutes  

Fini? --->> Exercice 16D

Slide 22 - Slide