H2L43 - 3HD - Dinsdag - meervouds -n

Welkom 3HD : )


Planning van dit uur
  • Stillezen 
  • Uitleg meervouds-n bij verwijzingen en uitleg werkwoordspelling (LessonUp-vragen)
  • Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 2.9 Spelling 


Aan het einde van deze les
  • weet je weer wat de spellingsregels zijn voor de persoonsvorm in de verleden en tegenwoordige tijd;
  • weet je hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands spelt. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Repetitie hoofdstuk 2 (toetsweek) 
  • Fictie-opdracht 2 inleveren (half februari)
  • SO Lezen (half februari) 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 3HD : )


Planning van dit uur
  • Stillezen 
  • Uitleg meervouds-n bij verwijzingen en uitleg werkwoordspelling (LessonUp-vragen)
  • Zelfstandig werken: maak Test jezelf van 2.9 Spelling 


Aan het einde van deze les
  • weet je weer wat de spellingsregels zijn voor de persoonsvorm in de verleden en tegenwoordige tijd;
  • weet je hoe je Engelse werkwoorden in het Nederlands spelt. 

Nederlands
timer
10:00
Aankomende toetsen en opdrachten:
  • Repetitie hoofdstuk 2 (toetsweek) 
  • Fictie-opdracht 2 inleveren (half februari)
  • SO Lezen (half februari) 

Slide 1 - Slide

Verwijzing
Verwijzen naar mensen, dieren of dingen 

Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.

Slide 2 - Slide

Meervouds-n bij verwijzingen
Wanneer géén -n
Wanneer wél een -n
1. Er staat een zelfstandig naamwoord achter

De rechter heeft alle mensen veroordeeld.


2. In dezelfde zin staan de personen waarnaar verwezen wordt (er kan een zelfstandig naamwoord achter staan)

Ik zag veel oude vrienden, maar de meeste herkenden me niet.


3. Als het niet naar personen verwijst

De winkeldief vond de twee horloges even mooi. Daarom heeft hij beide gestolen.
1. Als het woord naar personen verwijst die niet in dezelfde zin genoemd staan 

Wij vonden het concert geweldig, terwijl anderen juist teleurgesteld waren. 


2. Als het woord naar personen verwijst én zelfstandig wordt gebruikt

Onze leerlingen hebben allen hun diploma gehaald. 

Slide 3 - Slide

De conciërge haalde [alle/allen] leerlingen binnen.
A
alle
B
allen

Slide 4 - Quiz

Daar staan de voetballers, de [meeste/meesten] hebben hun warming up al gedaan.
A
meeste
B
meesten

Slide 5 - Quiz

De voetballers hebben [alle/allen] hun warming up al gedaan.
A
alle
B
allen

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd?
A
Ik skate
B
Ik skatete

Slide 7 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Regel: ik-vorm + -te(n) of -de(n)

Ik kookte
Ik skatete

Slide 8 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd?
A
Ik downloadde
B
Ik downloade

Slide 9 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Regel: ik-vorm + -te(n) of -de(n)

Ik raadde
Ik downloadde

Slide 10 - Slide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd?
A
Ik heb geskate
B
Ik heb geskatet

Slide 11 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Ik heb gekookt
Ik heb geskatet

Slide 12 - Slide