LL M3 deel 2 (sonnet t/m reisverhalen)

Sonnet
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Sonnet

Slide 1 - Slide

Het sonnet:
- heeft altijd 14 versregels
- versregels worden verdeeld over octaaf (=8) en sextet (=6).
- octaaf kan worden verdeeld in twee kwatrijnen (=4)
- sextet kan worden verdeeld in twee strofen van drie (=terzet bij een sonnet)
-twee vormen -> klassiek sonnet= petrarcasonnet (onstaan in Italië)
                               ->shakespearesonnet (variatie op klassiek sonnet)
-volta/wending->inhoudelijke verandering (kan een tegenstelling zijn)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is een kenmerk van een sonnet?
A
14 versregels
B
Overdreven
C
verspringend rijmschema
D
geen metrum

Slide 4 - Quiz

Wat is, bij een sonnet, een volta?
A
inhoudelijke wending
B
strofe van 8 regels
C
tegenstelling
D
verandering van vorm

Slide 5 - Quiz

Het rijmschema van een Petrarca sonnet kent een aantal variaties, maar het meest standaard is ...
A
ABAA ABAA CDD DCD
B
ABBA ABBA CDC DCD
C
ABBA ABBA DCD DCD
D
ABCD ABCD CDC DCD

Slide 6 - Quiz

Opdracht poëzie eind deze week af: 
Je gaat een kloppend sonnet schrijven. Je mag zelf kiezen of je liever een shakespearesonnet schrijft of een petrarcasonnet. Je mag zelf het thema en het onderwerp van je gedicht kiezen.

Houd in elk geval rekening met:
  • Strofenbouw
  • Rijmschema
  • Lettergrepenaantal
  • Inhoudelijke wending

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Even kort herhalen 
Herhalen van de theorie boek Laagland module 3 en de LessonUp

Slide 9 - Slide

middeleeuwen
renaissance
memento mori
carpe diem
theocentrisch
antropocentrisch
estheticisme
inhoud/
boodschap
individualisme
collectivisme (groep)
ridderlijk
burgerlijk

Slide 10 - Drag question

Renaissance betekent letterlijk:
(1 woord)

Slide 11 - Open question

Wat de mens presteerde, werd niet langer gezien als een gave van God, maar als iets wat uit hemzelf voortkwam
A
Antropocentrisme
B
Empirisme
C
Humanisme
D
Individualisme

Slide 12 - Quiz


A
Luther
B
Filips II
C
Erasmus
D
Da Vinci

Slide 13 - Quiz

Hoe uitte het estheticisme zich in de literatuur?
A
De taal moest verfijnd zijn, elegant.
B
Grote nadruk op regelgeving
C
Teksten werd voorzien van afbeeldingen van gerenommeerde kunstenaars.
D
Personages in de literatuur dienden zich geloofwaardig te gedragen

Slide 14 - Quiz

In de Renaissance kwam er steeds meer aandacht voor taalkunde en geschiedschrijving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

De Tachtigjarige oorlog was van
A
1548 - 1628
B
1568 - 1648
C
1588 - 1668
D
1608-1688

Slide 16 - Quiz

translatio
imitatio
aemulatio
overtreffen
vertalen
navolgen

Slide 17 - Drag question

Het hoogste ideaal in de Renaissance (een mens die uitblonk op alle gebieden van de menselijke cultuur) noemde men ook wel de
A
homo sapiens
B
homo universalis
C
homo erectus

Slide 18 - Quiz

translatio, imitatio en aemulatio zijn termen die horen bij
A
sonnetten
B
toneel
C
pamfletten
D
Statenbijbel

Slide 19 - Quiz