Toets lezen B5 + B6 - Voorbereiding

Leestoets B5 + B6 voorbereiding
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leestoets B5 + B6 voorbereiding

Slide 1 - Slide

Argumentatie (blz. 232 - 233)
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie
  • Combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Vraag: 
Een schrijver gebruikt een argument om een ander argument te ondersteunen. Welke argumentatie herken je hierin?


Slide 2 - Slide

Woordbetekenissen
Noteer in je eigen woorden wat bedoeld wordt met een woord/woordgroep. 




Slide 3 - Slide

Alineaverband
Op welke manier zijn alinea .. en alinea .. met elkaar verbonden?

Vier manieren
  1. door een aankondigende zin
  2. herhaling van een woord/woordgroep (synoniem ook mogelijk)
  3. door het gebruik van een signaalwoord
  4. door een overgangszin met een verwijswoord




Slide 4 - Slide

Tekstverband
In alinea .. staat een signaalwoord voor het verband uitspraak - tegenstelling. A. Noteer dit signaalwoord
B. Noteer de uitspraak. 
C. Noteer de tegenstelling.

Slide 5 - Slide

Kernzin formuleren
Formuleer een kernzin voor alinea ..

Formuleren = onder woorden brengen!

Slide 6 - Slide

Soorten argumenten (blz. 179)
a Bij welke soort argumenten kun je de argumenten bij opdracht .. het beste
   indelen? Leg je antwoord uit.
b Zijn de argumenten ondergeschikt of nevengeschikt? Leg je antwoord uit.




Slide 7 - Slide

Mening
Ben jij het wel of niet eens met ......
Noteer het voor jou belangrijkste argument bij je antwoord. 
Baseer je op de inhoud van de tekst.

Slide 8 - Slide

Functies van alinea's 
Noteer de functie van de onderstaande vier alinea’s.
  Kies uit: advies - argument – argumentatie - bewering – bewijs – conclusie – constatering – gevolgen – oplossing – opsomming – probleemstelling – tegenwerping – toelichting - verklaring 

Zorg ervoor dat je weet wat de bovenstaande functiewoorden betekenen!

Slide 9 - Slide

Objectief <-> Subjectief
Is de tekst objectief of subjectief?
Leg je antwoord uit. 


Slide 10 - Slide

Tekstdoel

Slide 11 - Slide

Tekststructuren (blz. 128 en 174)
Van welke tekststructuur heeft deze tekst vooral kenmerken? 
Leg je antwoord uit.
A bewering-en-argumentstructuur
B probleem-en-oplossingstructuur
C verschijnsel-en-besprekingstructuur
D verschijnsel-en-verklaringstructuur

Zorg ervoor dat je weet hoe de opbouw van de tekststructuren eruit ziet, zodat je deze kunt herkennen!

Slide 12 - Slide

Tekstafhankelijke vragen
  • Wat wordt bedoeld met ......
  • Wat is de belangrijkste reden ...... 
  • ...... noemt/gebruikt een aantal argumenten om ......
Noteer uit alinea ... een argument

Het antwoord op dit soort vragen vind je in de tekst!


Slide 13 - Slide