10 januari, les 2
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
A
brokjes
B
heeft
C
De kat
D
opgegeten
1 / 16
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
De kat heeft alle brokjes opgegeten.
A
brokjes
B
heeft
C
De kat
D
opgegeten
Slide 1 - Quiz
werkwoordspelling
A
De man verstuurt de brief.
B
De man verstuurd de brief.
Slide 2 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.
Slide 3 - Quiz
Sterk of zwak werkwoord?
De hond blafte
De hond blafte
A
sterk
B
zwak
Slide 4 - Quiz
Sterk of zwak werkwoord?
Ik sliep
Ik sliep
A
zwak
B
sterk
Slide 5 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Wordt jij later beroemd?
B
Word jij later beroemd?
Slide 6 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd
B
Hij heeft de boel belazert
Slide 7 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij vergrote zijn voorsprong.
B
Hij vergroote zijn voorsprong.
C
Hij vergrootte zijn voorsprong.
Slide 8 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 9 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.
Slide 10 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles.
B
Hij onthoudt alles.
Slide 11 - Quiz
Dylan is verbaasd en hij (geloven)......... er niets van
A
gelooft
B
geloofd
Slide 12 - Quiz
Zet pv in t.t.
Hij (verlangen) altijd naar de zomer
Hij (verlangen) altijd naar de zomer
A
verlangt
B
verlangd
Slide 13 - Quiz
Zet pv in tegenwoordige tijd
De kachel in de kamer (branden)
De kachel in de kamer (branden)
A
Brand
B
Brandt
Slide 14 - Quiz
De (posten)..... brief werd door een storing twee weken later bezorgd.
A
geposte
B
gepostte
