Begrijpend lezen - tekstdoelen/tekstvormen/alinea's/hoofdzaak/bijzaak

Welke onderwerpen komen aan bod bij begrijpend lezen?
1 / 41
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

Items in this lesson

Welke onderwerpen komen aan bod bij begrijpend lezen?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

Welk tekstdoel past bij de tekstvorm:
Advertentie
A
Informeren
B
Overuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 3 - Quiz

Welk tekstdoel past bij de tekstvorm:
Recensie
A
Activeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Uiteenzetten

Slide 4 - Quiz

Welk tekstdoel past bij de tekstvorm:
Artikel
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quiz

Welk tekstdoel past bij de tekstvorm:
Recept
A
Uiteenzetten
B
Amuseren
C
Activeren
D
Instrueren

Slide 6 - Quiz

Activeren
Overtuigen
Informeren
Amuseren

Slide 7 - Drag question

Opbouw van een alinea 
  • In een goed opgebouwde alinea staat altijd een kernzin
  • De kernzin geeft de belangrijkste informatie van de alinea weer. 
  • De rest van de alinea is een uitleg, voorbeeld of uitwerking. 
  • De kernzin is dus een hoofdzaak. 
  • De rest van de alinea (uitleg, voorbeeld) een bijzaak. 

Slide 8 - Slide

Wat is de kernzin?
'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'

Slide 9 - Open question

Wat komt er na de kernzin?
'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'

Slide 10 - Open question

Welk voorbeeld wordt dan gegeven?
'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'

Slide 11 - Open question

Aan welk signaalwoord kon je zien dat de rest van de alinea een voorbeeld is?
'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'

Slide 12 - Open question

De kernzin geeft dus een ... aan.
A
Bijzaak
B
Hoofdzaak

Slide 13 - Quiz

Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak

Slide 14 - Quiz

Die bijzaken zijn onder te verdelen in:
A
Antwoord, tekst of voorbeeld
B
Alinea
C
Informatie, bijzaken of antwoorden
D
Uitwerking, uitleg of voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Wat is de kernzin?
'Zweden is een land dat onder Nederlanders aan populariteit wint. De ambassade zegt in de afgelopen drie jaar een toename te hebben gemerkt in het aantal vragen over emigratiemogelijkheden.'

Slide 16 - Open question

Wat komt er na de kernzin?
'Zweden is een land dat onder Nederlanders aan populariteit wint. De ambassade zegt in de afgelopen drie jaar een toename te hebben gemerkt in het aantal vragen over emigratiemogelijkheden.'

Slide 17 - Open question

Wat is de kernzin?
'De constante afbraak en opbouw van de hersenen kunnen de intellectuele vermogens van pubers behoorlijk beïnvloeden. De neuroloog Cathy Price van het University College London mat vier jaar lang het IQ van pubers tussen de 14 en 18 jaar. Bij sommigen van hen daalde het IQ wel 20 punten, terwijl het bij anderen 23 punten hoger werd.'

Slide 18 - Open question

Wat volgt er na de kernzin?
'De constante afbraak en opbouw van de hersenen kunnen de intellectuele vermogens van pubers behoorlijk beïnvloeden. De neuroloog Cathy Price van het University College London mat vier jaar lang het IQ van pubers tussen de 14 en 18 jaar. Bij sommigen van hen daalde het IQ wel 20 punten, terwijl het bij anderen 23 punten hoger werd.'

Slide 19 - Open question

Een voorbeeld is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 20 - Quiz

Een uitleg is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 21 - Quiz

Een voorbeeld herken je aan de volgende woorden:
A
Ook, tenzij, daarentegen
B
Als, verder, dus
C
Zoals, ter illustratie, bijvoorbeeld
D
Samenvattend, daarom, want

Slide 22 - Quiz

Zulke woorden noem je:
A
Lidwoorden
B
Tekstverbanden
C
Bijvoeglijke naamwoorden
D
Signaalwoorden

Slide 23 - Quiz

Signaalwoorden geven een... aan.
A
Lidwoord
B
Kernzin
C
Tekstverband
D
Voorbeeld

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil de tekst helemaal begrijpen.'

Slide 26 - Open question

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil kijken of ik bruikbare informatie vind.'

Slide 27 - Open question

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil kijken of de tekst bruikbaar is.'

Slide 28 - Open question

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil de hoofdzaken van de tekst weten.'

Slide 29 - Open question

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil weten of de tekst betrouwbaar is.'

Slide 30 - Open question

Welke leesstrategie moet ik toepassen?
'Ik wil de informatie onthouden.'

Slide 31 - Open question

Globaal lezen
Intensief lezen
Studerend lezen
Zoekend lezen
Ik moet leren voor een proefwerk.
Ik wil alleen weten op hoeveel graden de oven moet.
Tijdens een proefwerk NE moet ik tekstverbanden uit de tekst weten te halen. 
Ik moet alleen de hoofdzaken van de tekst weten. 

Slide 32 - Drag question

Welk tekstdoel moet ik gebruiken?
'Ik wil dat men mijn mening overneemt.'
A
Activeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instueren

Slide 33 - Quiz

Welk tekstdoel moet ik gebruiken?
'Ik wil dat men zich gaat aanmelden op mijn website.'
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Informeren
D
Amuseren

Slide 34 - Quiz

Welke tekstvorm past bij het tekstdoel:
'amuseren'?
A
Lesboek geschiedenis
B
Folder
C
Reclame
D
Gedicht

Slide 35 - Quiz

Welke tekstvorm past bij het tekstdoel:
'informeren'?

A
Stripboek
B
Recensie
C
Encyclopedie
D
Recept

Slide 36 - Quiz

Welke tekstvorm past bij het tekstdoel:
'overtuigen'?
A
Ingezonden brief
B
Lesboek aardrijkskunde
C
Songtekst
D
Recept

Slide 37 - Quiz

Wat heb je opgestoken van deze les?

Slide 38 - Mind map

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 39 - Mind map

Bij het onderdeel begrijpend lezen moet ik nog aan de volgende onderdelen werken:

Slide 40 - Mind map

Deze les vond ik:
Leerzaam
Niet leerzaam
Makkelijk
Moeilijk
Neutraal

Slide 41 - Poll