This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Oefenen voor het examen
BEGRIJPEND LEZEN
TEKSTDOELEN EN TEKSTVORMEN
Slide 1 - Slide
Welke onderwerpen komen aan bod bij begrijpend lezen?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
Welk tekstdoel past bij de tekstvorm: Advertentie
A
Informeren
B
Overuigen
C
Activeren
D
Amuseren
Slide 4 - Quiz
Welk tekstdoel past bij de tekstvorm: Recensie
A
Activeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Uiteenzetten
Slide 5 - Quiz
Welk tekstdoel past bij de tekstvorm: Artikel
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 6 - Quiz
Welk tekstdoel past bij de tekstvorm: Column
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Amuseren
D
Informeren
Slide 7 - Quiz
Welk tekstdoel past bij de tekstvorm: Recept
A
Uiteenzetten
B
Amuseren
C
Activeren
D
Instrueren
Slide 8 - Quiz
Activeren
Overtuigen
Informeren
Amuseren
Slide 9 - Drag question
Subjectief of objectief? 'Het regent vandaag.'
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 10 - Quiz
Subjectief of objectief? 'Ze heeft 39 graden koorts. Ik heb dat net gemeten.'
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 11 - Quiz
Subjectief of objectief? 'Die leerling krijgt een onvoldoende, want die mag ik niet.'
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 12 - Quiz
Subjectief of objectief? 'De directeur bedankte iedereen hartelijk.'
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 13 - Quiz
Subjectief of objectief? 'Er is om 12:00 uur ingebroken.'
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 14 - Quiz
Subjectief of objectief? 'Dat is het mooiste huis van de straat.'
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 15 - Quiz
Objectief of subjectief? 'Jongens uit de buurt hebben het waarschijnlijk gedaan, want zij zijn altijd uit op rottigheid.'
A
Subjectief
B
Objectief
Slide 16 - Quiz
Opbouw van een alinea
In een goed opgebouwde alinea staat altijd een kernzin.
De kernzin geeft de belangrijkste informatie van de alinea weer.
De rest van de alinea is een uitleg, voorbeeld of uitwerking.
De kernzin is dus een hoofdzaak.
De rest van de alinea (uitleg, voorbeeld of uitwerking) een bijzaak.
Slide 17 - Slide
Wat is de kernzin? 'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'
Slide 18 - Open question
Wat komt er na de kernzin? 'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'
Slide 19 - Open question
Welk voorbeeld wordt dan gegeven? 'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'
Slide 20 - Open question
Aan welk signaalwoord kon je zien dat de rest van de alinea een voorbeeld is? 'Wat maakt het Naardermeer zo bijzonder? Er broeden zo’n 75 soorten vogels. Sommige, zoals het baardmannetje en de grote karekiet, zijn sterk in aantal afgenomen. In het algemeen is het aantal soorten moerasvogels afgenomen en het aantal soorten bosvogels toegenomen.'
Slide 21 - Open question
De kernzin geeft dus een ... aan.
A
Bijzaak
B
Hoofdzaak
Slide 22 - Quiz
Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak
Slide 23 - Quiz
Die bijzaken zijn onder te verdelen in:
A
Antwoord, tekst of voorbeeld
B
Alinea
C
Informatie, bijzaken of antwoorden
D
Uitwerking, uitleg of voorbeeld
Slide 24 - Quiz
Wat is de kernzin? 'Zweden is een land dat onder Nederlanders aan populariteit wint. De ambassade zegt in de afgelopen drie jaar een toename te hebben gemerkt in het aantal vragen over emigratiemogelijkheden.'
Slide 25 - Open question
Wat komt er na de kernzin? 'Zweden is een land dat onder Nederlanders aan populariteit wint. De ambassade zegt in de afgelopen drie jaar een toename te hebben gemerkt in het aantal vragen over emigratiemogelijkheden.'
Slide 26 - Open question
Wat is de kernzin? 'De constante afbraak en opbouw van de hersenen kunnen de intellectuele vermogens van pubers behoorlijk beïnvloeden. De neuroloog Cathy Price van het University College London mat vier jaar lang het IQ van pubers tussen de 14 en 18 jaar. Bij sommigen van hen daalde het IQ wel 20 punten, terwijl het bij anderen 23 punten hoger werd.'
Slide 27 - Open question
Wat volgt er na de kernzin? 'De constante afbraak en opbouw van de hersenen kunnen de intellectuele vermogens van pubers behoorlijk beïnvloeden. De neuroloog Cathy Price van het University College London mat vier jaar lang het IQ van pubers tussen de 14 en 18 jaar. Bij sommigen van hen daalde het IQ wel 20 punten, terwijl het bij anderen 23 punten hoger werd.'
Slide 28 - Open question
Een voorbeeld is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 29 - Quiz
Een toelichting is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 30 - Quiz
Een uitwerking is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 31 - Quiz
Een voorbeeld herken je aan de volgende woorden:
A
Ook, tenzij, daarentegen
B
Als, verder, dus
C
Zoals, ter illustratie, bijvoorbeeld
D
Samenvattend, daarom, want
Slide 32 - Quiz
Zulke woorden noem je:
A
Lidwoorden
B
Tekstverbanden
C
Bijvoeglijke naamwoorden
D
Signaalwoorden
Slide 33 - Quiz
Signaalwoorden geven een... aan.
A
Lidwoord
B
Kernzin
C
Tekstverband
D
Voorbeeld
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Video
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil de tekst helemaal begrijpen.'
Slide 36 - Open question
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil kijken of ik bruikbare informatie vind.'
Slide 37 - Open question
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil kijken of de tekst bruikbaar is.'
Slide 38 - Open question
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil de hoofdzaken van de tekst weten.'
Slide 39 - Open question
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil weten of de tekst betrouwbaar is.'
Slide 40 - Open question
Welke leesstrategie moet ik toepassen? 'Ik wil de informatie onthouden.'
Slide 41 - Open question
Globaal lezen
Intensief lezen
Studerend lezen
Zoekend lezen
Ik moet leren voor een proefwerk.
Ik wil alleen weten op hoeveel graden de oven moet.
Tijdens een proefwerk NE moet ik tekstverbanden uit de tekst weten te halen.
Ik moet alleen de hoofdzaken van de tekst weten.
Slide 42 - Drag question
Welk tekstdoel moet ik gebruiken? 'Ik wil dat men mijn mening overneemt.'
A
Activeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instueren
Slide 43 - Quiz
Welk tekstdoel moet ik gebruiken? 'Ik wil dat men zich gaat aanmelden op mijn website.'
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Informeren
D
Amuseren
Slide 44 - Quiz
Welke tekstvorm past bij het tekstdoel: 'amuseren'?
A
Lesboek geschiedenis
B
Folder
C
Reclame
D
Gedicht
Slide 45 - Quiz
Welke tekstvorm past bij het tekstdoel: 'informeren'?
A
Stripboek
B
Recensie
C
Encyclopedie
D
Recept
Slide 46 - Quiz
Welke tekstvorm past bij het tekstdoel: 'overtuigen'?
A
Ingezonden brief
B
Lesboek aardrijkskunde
C
Songtekst
D
Recept
Slide 47 - Quiz
Wat heb je opgestoken van deze les?
Slide 48 - Mind map
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 49 - Mind map
Bij het onderdeel begrijpend lezen moet ik nog aan de volgende onderdelen werken: