À + bepaald lidwoord herhaling
Dit gebruik je voor "in, naar, op, bij..."
à + le = au -> Je vais au concert (M) = ik ga naar het concert
à + les = aux -> J'ai été aux concerts (M) = ik ben naar de concerten geweest
à + la = à la -> J'ai achteté à la caisse (v) = ik heb aan de kassa gekocht
à + l' = à l'.... -> J'ai une fête a l'école = ik heb een feest op school
(bij een woord dat begint op een klinker)