H5 + H6 Formuleren

Welkom!

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Terugblik H1 t/m H4 Formuleren
Formuleren H5 en H6
Zelfstandig aan het werk met de weektaak

Slide 2 - Slide

agenda
dinsdag 30 november
maken H5 Formuleren
opdracht 1 t/m 4

maken H6 Formuleren
opdracht 1 t/m 4

Slide 3 - Slide

Formuleren doelen
  • Ik kan een zin correct begrenzen door het zetten van een komma of punt. 
  • Ik kan een voegwoord correct gebruiken.
  • Ik kan 4 verbanden tussen zinnen en alinea’s noemen. 
  • Ik kan verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke of onzijdige zelfstandige naamwoorden.
  • Ik kan de trappen van vergelijking correct toepas-sen en weet de juiste ‘als-dan..’ constructies te maken.
  • Ik kan correct verwijzen met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie.



Slide 4 - Slide

Terugblik
H1 t/m H4

Slide 5 - Slide

Het aantal toetsen ... de leerlingen maken is aanzienlijk.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 6 - Quiz

Mijn vader heeft een nieuwe baan gekregen en ... vieren wij vanavond.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 7 - Quiz

in het noorden van frankrijk is het s avonds later donker dan in zuid frankrijk

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

H5 Formuleren - trappen van vergelijking


Er zijn drie trappen van vergelijking:
• de stellende trap: hard;
• de vergrotende trap, op -er: harder;
• de overtreffende trap, op -st(e): hardst(e).

Slide 10 - Slide

H5 Formuleren - trappen van vergelijking


Jochem is sterk (stellende trap), maar zijn broer Mart is sterker (vergrotende trap) en zijn vader is het sterkst (overtreffende trap).

Slide 11 - Slide

DAN of ALS
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld: 
Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er een verschil aanwezig is). Bijvoorbeeld:
Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 12 - Slide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Bert lijkt groter dan Ina, maar hij is even groot ...... zij.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

agenda
dinsdag 30 november
maken H5 Formuleren
opdracht 1 t/m 4

maken H6 Formuleren
opdracht 1 t/m 4

Slide 18 - Slide