stap 1: je schrijft op het blaadje wat je krijgt:
één voorwerp of plaats op
voorbeelden zijn: zaag, bladblazer, een emmer.
je moet het voorwerp kunnen gebruiken!
Voorbeelden van een plek: de klerenkast, in de auto, in de lift.
stap 2: je vouwt het blaadje zoals meneer het voordoet.
stap 3: je geeft het blaadje door aan de volgende in jouw groep!