1. verbaal/linguïstische intelligentie:
intelligent met taal.
2. logisch/mathematische intelligentie: intelligent met rekenen.
3. visueel/ruimtelijke intelligentie: intelligent met zien.
4. muzikaal/ritmische intelligentie: intelligent met muziek.
5. lichamelijke/kinesthetische intelligentie: intelligent met bewegen.
6. interpersoonlijke intelligentie: intelligent met betrekking tot mensen.
7. intrapersoonlijke intelligentie: intelligent met betrekking tot jezelf.
8. natuurgerichte intelligentie: intelligent met betrekking tot de natuur.