Gentiaan 3TL 28-9

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Programm

Rückblick

Lernziele

Haben und Sein

Was wisst ihr schon zu diesem Thema?

Rückblick

Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?

Lernziele

• Ik begrijp iemand die zich in het Duits voorstelt
• Ik kan informatie halen uit gesproken tekst
• Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken

Gespräch-> HABEN und SEIN

Hallo

Wie heißt du?

.... du jetzt in der Schule?

Wir ... eine Frage für dich.

Was... ihr für morgen auf?

... die andere Schüler schon fertig?

... du auch diesen Lehrer mit den langen Haaren?

Hallo

.... Naam

Nein, noch nicht. Wir..... zuhause 

Okay, .... ihr um eins noch da?

Wir ... nur Aufgabe 2 und 3 auf

Ja, ....   .... alles schon gemacht

Ja, Herr van der Burg, er ... lange Haare!

Gespräch-> HABEN und SEIN

Hallo

Wie heißt du?

Bist du jetzt in der Schule?

Wir haben eine Frage für dich.

Was haben ihr für morgen auf?

Sind die Schüler schon fertig?

Hast du auch diesen Lehrer mit den langen Haaren?

Hallo

Ich bin Naam

Nein, noch nicht. Wir sind zuhause 

Okay, seid ihr um eins noch da?

Wir haben nur Aufgabe 2 und 3 auf

Ja, sie   haben  alles gemacht

Ja, Herr van der Burg, er hat lange Haare!

Schritt 17 ab Seite 47

Hören 6

Lesen 7

Sehen

Wat is er allemaal belangrijk bij het kijken naar een filmpje in het Duits?

• eerst de vragen bekijken
  
• jezelf afvragen wat je al weet
  
• zelf een beeld vormen van wat je denkt te gaan zien
  
• kijken naar het beeld en bedenken of je beeld klopt
  
• luisteren naar de woorden die je kent
  
• de vragen beantwoorden
  

Sehen 

Wir sehen uns gerade ein Filmchen an mit dem Thema Essen und Kalorien. Zum Film gehören  7 Fragen.

1. Welke producten zijn typisch Duits
   
2. Wat wordt door de mensen het meest genoemd als meest calorierijk?
   
3. Waarom staan er zes glazen naast de Bubbletea?
   
4. Wat zijn Kirschen und Sahne in het Nederlands?
   
5. Welke twee ingedrienten hebben het meest aantal calorieën?
   
6. Wat zit er nog meer in de reep behalve choco en pinda?
   
7. Waarom lijkt de Konfekt op ijs?
   

Nächste Stunde

• Voorbereiden op toets
• D-Prüfung

00:31

Welke van de vijf producten zijn, denk jij (het wordt niet gezegd in het filmpje), van oorsprong Duits?

00:49

Inde laatste 20 sec raden vier voorbijgangers waar de meeste calorieën in zitten. Wat wordt door deze mensen genoemd?

01:52

Waarom staan er aan het eind zes glazen frisdrank naast de Bubbletea?

02:49

Wat zijn de Nederlandse woorden voor Sahne en Kirschen (twee ingrediënten)?

1. Kaakjes en Salami
2. Kersen en Slagroom
3. Kersen en Roomijs
4. Roomijs met Slagroom

03:43

Welke twee ingrediënten (van de negen die worden genoemd) hebben de meeste calorieën?

04:38

Wat zit er nog meer in, behalve chocola en pinda's (Erdnuss)?

05:29

Wat zit er in wat lijkt op ijs en waardoor je een koele smaak krijgt op je tong?

Programm

Rückblick

Lernziele

Zugspitze 

• Hören
• Schritt 4 checken

Sehen 

• Lessonup

 

Rückblick

Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?

Sprechen

Rolle A

.... heißt du?

.... wohnst du?

.... alt bist du?

.... sind deine Hobbys?

.... sitzt neben dir?

Rolle B

ik ben...

Ik woon in...

Ik ben ... jaar oud

Mijn hobby is...

Dat is...

Rückblick

• Ich bin...
  
• Ich wohne in...
  
• Ich bin...Jahre alt
  
• Mein Hobby ist...
  

Ik ben...

Ik woon in...

Ik ben ... jaar oud

Mijn hobby is...

Jetzt seid ihr dran!

Lernziele

• Ik kan een kort gesprekje voeren waarin ik iets bestel (Redemittel)
• Ik oefen met de regels van het bezittelijk voornaamwoord

Sprechen

• Bekijk Redemittel Aufgabe 5 Seite 14 in het boek
  
• Je gaat in tweetallen dit gesprekje oefenen
  
• De oudste speelt de linker rol en de jongste de rechter
  
• Je oefent het gesprekje 2 keer (je wisselt dus van rol)
  
• Ik kies na de gesprekjes tweetallen uit om te oefenen
  

Grammatik

Je hebt bij Nederlands iets geleerd over zinsontleding.

Wat weet je hier nog van? (Denk aan de basis, niet te moeilijk)

onderwerp

persoonsvorm

lijdend voorwerp

Wie/wat +persoonsvorm?

Zin vragend maken of van tijd veranderen?

Wie/wat + persoonvorm + onderwerp?

Bezittelijk voornaamwoord

• zegt van wie iets of iemand is
• altijd gekoppeld aan een zelfstandignaamwoord
• het geslacht van het zelfstandige naamwoord bepaalt de uitgang van het bezittelijk voornaamwoord
  

• Weet jij een aantal voorbeelden in het Nederlands?
  

Geslacht

            M                      V                      O                    MV

 de/het=       der                    die                    das                die     

 een =            ein                    eine                  ein            keine    

    uitgang=        /                        e                      /                 e

Bezittelijk voornaamwoord

mijn	jouw	zijn	haar	onze	jullie	hun	uw
mein _	dein _	sein _	ihr _	unser _	euer _	ihr _	Ihr _

	M	V	O	MV
1.	/	e	/	e
4.	en	e	/	e

Stap 1: kolom

Stap 2: rij

Bezittelijk voornaamwoord

Bekijk de opdracht op blz. 13

We vullen samen het schema in.

Let op dat je de goede antwoorden opschrijft!!!

Onderwerp of lijdend voorwerp?

Heb je in de zin het lijdend voorwerp (4e)  gevonden?

Kijk dan altijd naar het geslacht van het woord!

Alleen bij mannelijke woorden krijg je +en

We gaan een paar vragen maken

Gebruik blz. 13 in je boek om te spieken

Stap 1: onderwerp of lijd. vw?

Stap 2: is het woord mannelijk?

Stap 3: Ja? +en

Log in met de code op het volgende scherm!

Ist das (vorm van "jullie") .....Vater (m)?

1. ihr
2. euer
3. eure
4. ihre

Das ist..... (vorm van "zijn")
Schwester (v).

1. sein
2. seine
3. seinen
4. ihr

Wir haben....(vorm van "ons") Pferd (o) verkauft.

1. wir
2. unsere
3. euer
4. unser

Aufgabe 4 auf Seite 13

Je werkt hierna zelfstandig verder aan je planning

Die Kinder essen ...... Nachtisch(m)    hun

on: die Kinder

lv: ......Nachtisch(m)

ihren