7.4 aan elkaar of los

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Opdracht

• Noteer de datum en tot welke bladzijde je hebt gelezen.
• schrijf in ongeveer 50 woorden wat je de vorige les en deze les hebt gelezen.

Wat gaan we deze les doen?

• Wat weet je nog van de afkortingen en de leestekens?

Doel van deze les: Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Herhaling afkortingen en leestekens

Welke is goed?

1. "Wil je me helpen," vroeg Eva?
2. "Wil je me helpen?" vroeg Eva.
3. "Wil je me helpen?" Vroeg Eva.
4. "Wil je me helpen." Vroeg Eva?

Welke is goed?

1. 'Ja,' zei ze, 'ik kom als ik klaar ben naar je toe.'
2. 'Ja,' zei ze, 'Ik kom als ik klaar ben naar je toe.'
3. 'Ja, zei ze, ik kom als ik klaar ben naar je toe.'
4. 'Ja,' zei ze, "ik kom als ik klaar ben naar je toe."

Welke is goed?

1. Eva viel, doordat ze niet uitkeek.
2. Eva viel doordat, ze niet uitkeek.
3. Eva viel doordat ze niet uitkeek.

Welke is goed?

1. Ik wil op voetbal, tennis en korfbal.
2. Ik wil op voetbal, tennis, en korfbal
3. Ik wil op voetbal, tennis, en, korfbal

Schrijf de afkorting goed:
Nederlandse spoorwegen

NS

Schrijf de afkorting goed:
in plaats van

NS

Schrijf de afkorting goed:
hoger algemeen voortgezet onderwijs

NS

Cursus 7 spelling paragraaf 4 Aan elkaar of los?

Samenstellingen = 

een woord van twee of meer bestaande woorden

Er zijn vijf regels die je moet onthouden.

Regel 1: één ding is één woord

worden in het Nederlands aan elkaar geschreven: 

schouder + tas = schoudertas

hout + worm + kever = houtwormkever

A

Aan elkaar of los?

1. maximumsnelheid
2. maximum snelheid

Regel 2: Er, daar, hier, waar + een voorzetsel schrijf je aan elkaar

erover

daarboven

hiervoor

waarin

aan elkaar of los?

1. daar over
2. daarover

Regel 3: getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar

driehonderd

zevenduidend

Regel 4: samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar als ze in de volgorde van het werkwoord staan:

Ik ga je inhalen  / Ik zeg dat ik je in ga halen.

Johan kan het goed voordoen. / Doe het eens voor, Johan!

Regel 5: samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:

een sneldrogend shirt

de lichtgevende vliegjes

het opbouwende advies

Deelwoord --> komt van een werkwoord (drogen, geven, opbouwen)

aan elkaar of los?

1. Hij is licht gewond
2. Hij is lichtgewond

aan elkaar of los?

1. Hij heeft twee honderd pepernoten gebakken
2. Hij heeft tweehonderd pepernoten gebakken

aan elkaar of los?

1. Kun je dat aan me voorlezen?
2. Kun je dat aan me voor lezen?

Aan elkaar of los

schrijf aan elkaar of los:
voor examen klas / bureau blad/ heet water

Waarom schrijf je 'schoudertas' aan elkaar, maar 'fantastische tas' los?

Aan de slag!

Maak van cursus 7 paragraaf 4 Aan elkaar of los 

opdracht 1 tot en met 5.

Klaar? Kijk naar de opdrachten van de vorige keer. De opdrachten die je nog niet zo goed beheerst, staan opnieuw voor je open (70% of meer goed = prima! )

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan bepalen of ik woorden los of aan elkaar moet schrijven.

😒🙁😐🙂😃

Bij de opdrachten die ik gemaakt heb, had ik ongeveer ... procent goed!

0100

Huiswerk

In Magister staat het huiswerk