Psychiatrie

Psychiatrische stoornissen
Pathologie voor het mbo hoofdstuk 12
Pathologie voor het hbo hoofdstuk 15
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Psychiatrische stoornissen
Pathologie voor het mbo hoofdstuk 12
Pathologie voor het hbo hoofdstuk 15

Slide 1 - Slide

Wat gaan we leren:
DSM V-historie en categorieën
Persoonlijkheidsstoornissen
Schizofrenie
Bipolaire stemmingsstoornis
ASS

Slide 2 - Slide

De DSM 5
DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Dit handboek wordt uitgegeven door de American Psychiatric Association. 

Waar is de DSM voor bedoeld? 
Oorspronkelijk was het handboek bedoeld om te zorgen dat iedereen dezelfde definities hanteert voor bepaalde psychiatrische aandoeningen. Zo konden er geen verschillende interpretaties meer bestaan van een bepaalde diagnose.

De DSM wordt door psychiaters gebruikt om psychiatrische diagnoses te kunnen stellen.

Slide 3 - Slide

Waarom bestaan er verschillende versies van de DSM?

Doordat de wetenschap continu leidt tot nieuwe inzichten, verschijnt er eens in de zoveel tijd een nieuwe versie van de DSM. De eerste versie verscheen in 1952. In 1994 verscheen de DSM-4. Deze werd gebruikt tot en met 2013. In de tussentijd was er enkel één tekstrevisie nodig in 2000: de DSM-4-TR. De meest recente versie is de DSM-5. In 2013 verscheen de Engelstalige versie en in april 2014 de Nederlandse vertaling.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Binnen welke categorie van DSM 5 valt een stoornis in het vloeiend spreken (stotteren), met aanvang in de kindertijd
A
Neurobiologische ontwikkelingsstoornis
B
Persoonlijkheidsstoornis
C
Dissociatieve stoornis
D
Angststoornis

Slide 6 - Quiz

Binnen welke categorie van DSM 5 valt een paniekstoornis?
A
Neurobiologische ontwikkelingsstoornis
B
Persoonlijkheidsstoornis
C
Angststoornis
D
Obsessieve compulsieve stoornis

Slide 7 - Quiz

Onder welke categorie van DSM 5 valt narcolepsie?
A
Persoonlijkheidsstoornis
B
Angststoornis
C
Slaap- en waakstoornis
D
Voedings- en eetstoornis

Slide 8 - Quiz

De verpleegkundige ziet dat mw. Ekster af en toe haar en wol opeet. Hoe noemen we dit?
A
Boulimia nervosa
B
Vraatzucht
C
Rumineren
D
Pica

Slide 9 - Quiz

Binnen welke categorie van DSM 5 valt Alzheimer?
A
Neurobiologische ontwikkelingsstoornis
B
Neurocognitieve stoornis
C
Persoonlijkheidsstoornis
D
Depressieve stemmingsstoornis

Slide 10 - Quiz

Wat betekent de afkorting DSM?
A
"Diagnostic and Stratigical Manoeuvre of Mental Diseases.
B
"Defense and Statistical Measurments of Mental Disorders.
C
‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders.
D
"Diagnose and Sickness Manual of Mental Disorders.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Symptomen van een persoonlijkheidsstoornis kunnen zijn: 
Het gevoel waardeloos te zijn 
Wantrouwen richting andere mensen 
Moeizame relaties 
Moeite hebben met het uiten van gevoelens of gevoelens juist te snel uiten 
Impulsief reageren 
Heel perfectionistisch zijn 
Teruggetrokken en angstig zijn 
Moeite hebben om zelfstandig te functioneren 
Stemmingswisselingen 

Slide 13 - Slide

Persoonlijkheidsstoornissen

Slide 14 - Slide

Cluster A, B en C 
Er bestaan volgens het psychiatrisch handboek DSM-5 tien soorten persoonlijkheidsstoornissen. Deze zijn onderverdeeld in 3 clusters.
DSM
Het Diagnostisch en Statistisch handboek van Psychiatrische aandoeningen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Noem op welke persoonlijkheidsstoornissen in Cluster B vallen

Slide 20 - Mind map

Schizofrenie
Van schizofrenie is sprake als iemand een langdurige psychose of meerdere psychosen heeft doorgemaakt en in de tussenliggende periodes niet goed functioneert. Een psychose is een toestand waarbij het contact met de werkelijkheid ernstig verstoord is. Iemand ziet bijvoorbeeld beelden of hoort stemmen die er voor anderen niet zijn. Of je bent ervan overtuigd dat je wordt achtervolgd. Mensen in een psychose leven in hun eigen werkelijkheid. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Bij schizofrenie is er volgens de DSM sprake van hallucinaties?
A
Feit
B
Fabel

Slide 23 - Quiz

Bipolaire stemmingsstoornis

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

stemmingsstoornissen:
Stemmingsstoornis is een verzamelnaam voor psychische aandoeningen waarbij de gemoedsstemming of emotie van de patiënt is verstoord of niet past bij de situatie waarin de patiënt verkeert.  
De stemming van de patiënt kan depressief zijn, waarbij de gemoedsstemming bedrukt is, manisch, waarbij de stemming als overdreven uitgelaten of ongeremd gezien kan worden, of hypomaan, bij een milde vorm van manie. Ook kan hiervan een combinatie optreden. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

depressie is een veel voorkomende complicatie bij Parkinson
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Beweging heeft veel positieve effecten op de gezondheid van ouderen. Wat zijn 2 positieve effecten?
A
alcoholisme voorkomen
B
depressie tegengaan
C
incontinentie voorkomen
D
lichaam in conditie houden

Slide 31 - Quiz

Wat zijn symptomen van een depressie
A
Verminderde eetlust en neerslachtigheid
B
Concentratieproblemen
C
Verlies van interesse en plezier
D
Alle bovenstaande symptomen

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Lees het volgende artikel:
https://www.participate-autisme.be/go/nl/autisme-begrijpen/wat-is-autisme/autisme-in-de-hersenen.cfm

Slide 40 - Slide

Op welke punten verschilt het brein van iemand met ASS met een persoon zonder ASS?

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Welke bewering over ASS is niet juist?
A
ASS is een stoornis vanuit de hersenen.
B
Mensen met ASS zijn vaak nogal chaotisch.
C
ASS is niet te genezen.
D
ASS is een storing vanuit de opvoeding.

Slide 43 - Quiz

Waar staat ASS voor?
A
Asociale Stress Stoornis
B
Autisme Syndroom Stoornis
C
Autisme Spectrum Stoornis
D
Autisme Stilte Syndroom

Slide 44 - Quiz

  1. heeft moeite met langdurig concentreren.
  2. is hyperactief in bewegen (kan moeilijk stil zitten)
  3. is hyperactief in het hoofd (drukke geest met veel gedachtes)
1. Autisme 
2. Syndroom van Asperger
3. Syndroom van RETT
4. PDD-NOS
  1. moeilijk concentereren 
  2. dromerig 
  3. chaotisch 
  4. snel overprikkeld
  5. uitstelgedrag 
  1. Driftig.
  2. Verzet zich tegen regels.
  3. Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt.
  4. Maakt vaak ruzie met volwassenen.
  5. Ergert anderen met opzet.
  6. Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen.
  7. Is prikkelbaar, ergert zich vaak.
  8. Is boos of gepikeerd.
ADD
ODD
ASS
ADHD

Slide 45 - Drag question

Bij wie komt autisme meer voor?
A
Jongens
B
Meisjes
C
Beiden

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Wat zijn kenmerken van autisme?
A
Geen inlevingsvermogen, geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur.
B
Behoefte aan mindmappen, wisselende begeleiders en vrije tijd.
C
Behoefte aan mindmappen en vrije tijd, geen inlevingsvermogen.
D
Geen emoties kunnen lezen, behoefte aan structuur, behoefte aan vrije tijd.

Slide 49 - Quiz

Waarom is faalangst geen stoornis?
A
Het staat niet in de DSM-5
B
Het staat niet in de DSM-5 en wordt gezien als een persoonlijk probleem
C
Het valt niet te verhelpen
D
Faalangst heeft toch iedereen

Slide 50 - Quiz