This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Een arme en een rijke wijk hebben verschillende kenmerken.
→ Welke van de onderstaande kenmerken hoort altijd bij een rijke wijk?
paragraaf 3.1 verschillende soorten wijken
A
Alleen koopwoningen
B
Een hoge WOZ-waarde
C
Veel groenvoorzieningen
D
Veel laagbouw
Slide 1 - Quiz
Bekijk onderstaande kenmerken.
→ Welke kenmerken horen bij welvaart of welzijn. Sleep de kenmerken naar de juiste plek.
paragraaf 3.1 welzijn in de wijk
Welvaart
Welzijn
Hoeveelheid groenvoorzieningen
Hoeveelheid koopwoningen
Huizenprijzen
Aantal inbraken per maand
Slide 2 - Drag question
Bekijk de afbeelding.
Op de foto zie je huur of koopwoningen?
paragraaf 3.1 welvaart in de wijk
A
huurkoopwoningen
B
koopwoningen
Slide 3 - Quiz
Lees en de onderstaande tekst. → Welke begrip moet op de puntjes?.
David werkte al twintig jaar in een fabriek waar stofzuigers worden gemaakt. Vorig jaar is hij werkloos geworden, omdat zijn werk is overgenomen door een robot. Dit soort werkloosheid noem ... je werkloosheid.paragraaf 3.2 "veranderingen op de arbeidsmarkt"
paragraaf 3.2 "veranderingen op de arbeidsmarkt"
Slide 4 - Open question
In veel wijken met veel goedkope huurwoningen is de leefbaarheid in de loop van de tijd verslechterd.
→ Welk antwoord past goed bij de problemen in die wijken?
paragraaf 3.2 "slechte leefbaarheid"
A
weinig sociale cohesie en veel sociale onveiligheid
B
veel sociale cohesie en weinig sociale onveiligheid
C
weinig sociale cohesie en weinig sociale onveiligheid
D
veel sociale cohesie en veel sociale onveiligheid
Slide 5 - Quiz
De ... 1 ... van nu is anders dan die van vroeger of in de toekomst. De komende jaren zullen we aan ... 1 ... moeten inleveren; grondstoffen, energie en voedsel worden duurder en de consument houdt door onzekerheid over de huizenmarkt en zijn pensioen de vingers op de knip. Betekent minder welvaart ook minder welzijn? ... 2 ... kenmerkt zich door tevredenheid, vriendschappelijkheid of geluksgevoel, en niet door besteedbaar inkomen of financieel vermogen.
A
1 = welzijn 2 = welvaart
B
1 = welvaart 2 = welzijn
Slide 6 - Quiz
Wat maakt dat buurtbewoners prettig wonen in een buurt? Dit kun je de bewoners vragen. Welk aspect geeft het minst een beeld over het welzijn in de wijk?
A
Gemiddelde leeftijd van de bewoners.
B
Aanwezigheid van een winkelcentrum.
C
Aanwezigheid van een voedselbank.
D
Wonen er veel alleenstaande mensen in de wijk.
Slide 7 - Quiz
Zijn onderstaande stellingen over koop- en huurwoningen waar of niet waar?
I In 'achterstandswijken' koopwoningen creëren kan zorgen voor een gemengde wijkbevolking en stijging van de welvaart. II Over het algemeen is een huurhuis aantrekkelijker dan een koophuis voor mensen die regelmatig verhuizen.
A
Beide zijn waar.
B
I is waar, II is niet waar.
C
I is niet waar, II is waar.
D
Beide zijn niet waar.
Slide 8 - Quiz
Je hebt een heel aantal kenmerken waaraan je kunt zien of een wijk rijk is. Welke van onderstaande kenmerken hoort hier niet bij?
A
Goed onderhouden woningen
B
Duurdere auto’s
C
Veel huurwoningen
D
Weinig werkloosheid
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen een huurhuis en een koophuis?
I Huurhuizen zijn altijd kleiner dan koophuizen. II Bij huurhuizen is de bewoner niet de eigenaar van het huis.