Arm en Rijk 3.1 en 3.2

Actueel
1 / 31
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Actueel

Slide 1 - Slide

Nederland




Hoofdstuk 3 Arm en Rijk

Slide 2 - Slide

3.1 
Arm en Rijk binnen steden

Slide 3 - Slide

Waaraan is in Nederland te zien dat er verschillen zijn in ´arm en rijk´?

Slide 4 - Open question

In welk soort huizen wonen vaak rijkere mensen?
A
Koopwoningen
B
Huurwoningen

Slide 5 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een koopwoning?

Slide 6 - Open question

Wijk
Koopwoningen
Wijk
Huurwoningen
Veel groenvoorzieningen
Dichtbebouwd
Brede straten
Hoge autodichtheid
Lage WOZ-waarde

Slide 7 - Drag question

Waarom Eindhoven als voorbeeld?
  • Philipsfabrieken
  • Laagopgeleide mensen --> Doornakkers


Wat voor wijk is Doornakkers? 
Hoog- of laagbouw?
´Arm´- of ´rijk´

Slide 8 - Slide

Welke verschillen zijn er tussen arme en rijke wijken In Nederlandse steden?
Eindhoven
Doornakker                                                              De Karpen

Slide 9 - Slide

Welke verschillen zijn er tussen arme en rijke wijken In Nederlandse steden?
Verschil in wijken, hoog- en laagbouw

Slide 10 - Slide

Verhuizen

Slide 11 - Slide

Wat is de WOZ-waarde?
A
De waarde van het inkomen van de inwoners
B
De waarde van een gebouw
C
De waarde van het bezit van de inwoners
D
De waarde van de winst na een verbouwing van een gebouw

Slide 12 - Quiz

Wat doet de gemeente met de WOZ-waarde?
A
De gemeente bepaalt hiermee hoeveel belasting iemand moet betalen.
B
Zo kan de gemeente zien waar de welvaart hoog is.
C
De inkomens van de inwoners hangt hiervan af. De gemeente bepaalt deze.
D
Niets, het is gewoon goed om te weten.

Slide 13 - Quiz

Welke verschillen zijn er tussen arme en rijke wijken In Nederlandse steden?
Welvaart

WOZ-Waarde -> 
Wet onroerende zaakbelasting

Slide 14 - Slide

Bekijk onderstaande kenmerken.
→ Welke kenmerken horen bij welvaart of welzijn. Sleep de kenmerken naar de juiste plek.
paragraaf 3.1 welzijn in de wijk 
Welvaart
Welzijn
Hoeveelheid groenvoorzieningen
Hoeveelheid koopwoningen

Huizenprijzen
Aantal inbraken per maand

Slide 15 - Drag question

Bekijk de afbeelding.

Op de foto zie je huur of koopwoningen?

paragraaf 3.1 welvaart in de wijk 
A
huurkoopwoningen
B
koopwoningen

Slide 16 - Quiz

Zijn onderstaande stellingen over koop- en huurwoningen waar of niet waar?

I In 'achterstandswijken' koopwoningen creëren kan zorgen voor een gemengde wijkbevolking en stijging van de welvaart.
II Over het algemeen is een huurhuis aantrekkelijker dan een koophuis voor mensen die regelmatig verhuizen.
A
Beide zijn waar.
B
I is waar, II is niet waar.
C
I is niet waar, II is waar.
D
Beide zijn niet waar.

Slide 17 - Quiz

Je hebt een heel aantal kenmerken waaraan je kunt zien of een wijk rijk is.
Welke van onderstaande kenmerken hoort hier niet bij?
A
Goed onderhouden woningen
B
Duurdere auto’s
C
Veel huurwoningen
D
Weinig werkloosheid

Slide 18 - Quiz

Wat is het verschil tussen een huurhuis en een koophuis?

I Huurhuizen zijn altijd kleiner dan koophuizen.
II Bij huurhuizen is de bewoner niet de eigenaar van het huis.
A
Beide zijn waar.
B
I is waar, II is niet waar.
C
I is niet waar, II is waar.
D
Beide zijn niet waar.

Slide 19 - Quiz

3.2
Huiswerk: 
- Maken werkboek par. 3.1, opdrachten 1 t/m 7
- Maken werkboek par 3.2, opdrachten 2 t/m 6 

Slide 20 - Slide

Sociale cohesie: wat kunnen mensen doen om dit te verbeteren?

Slide 21 - Open question

Waarom gaat het met sommige wijken beter dan met andere wijken?
Gestegen armoede in de wijk:

  • Problemen met de leefbaarheid
  • Sociale cohesie of samenhang gaat achteruit.
  • Weinig onderhoud huizen en tuinen
  • Verveling
  • Sociale onveiligheid

Slide 22 - Slide

Waarom gaat het met sommige wijken beter dan met andere wijken?
Structurele werkloosheid -> Laag opgeleiden

Eindhoven:
Vertrek van fabrieken van Philips 
--> structurele werkloosheid 

Slide 23 - Slide

Hoe pakken gemeenten armoede aan?
Alle plannen van de gemeente -> bestemmingsplan

Wijkverbetering door:
  • Renovatie
  • Sanering



Armoedebeleid -> verminderen van de armoede bij de inwoners

Slide 24 - Slide

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

Slide 25 - Open question

Welke verschillen in arm en rijk zijn er tussen de verschillende delen van Nederland?
Sociaal-economische status: Het aanzien dat iemand heeft in de samenleving en dat vooral afhankelijk is van inkomen, opleiding en beroep.



Zegt niks over het geluk van de mensen!

Slide 26 - Slide

Lees
en de onderstaande tekst.
→ Welke begrip moet op de puntjes?.

David werkte al twintig jaar in een fabriek waar stofzuigers worden gemaakt. Vorig jaar is hij werkloos geworden, omdat zijn werk is overgenomen door een robot. Dit soort werkloosheid noem ... je
werkloosheid.paragraaf 3.2 "veranderingen op de arbeidsmarkt" 
paragraaf 3.2 "veranderingen op de arbeidsmarkt" 

Slide 27 - Open question

In veel wijken met veel goedkope huurwoningen is de leefbaarheid in de loop van de tijd verslechterd.

→ Welk antwoord past goed bij de problemen in die wijken?
paragraaf 3.2 "slechte leefbaarheid" 
A
weinig sociale cohesie en veel sociale onveiligheid
B
veel sociale cohesie en weinig sociale onveiligheid
C
weinig sociale cohesie en weinig sociale onveiligheid
D
veel sociale cohesie en veel sociale onveiligheid

Slide 28 - Quiz

De ... 1 ... van nu is anders dan die van vroeger of in de toekomst. De komende jaren zullen we aan ... 1 ... moeten inleveren; grondstoffen, energie en voedsel worden duurder en de consument houdt door onzekerheid over de huizenmarkt en zijn pensioen de vingers op de knip.
Betekent minder welvaart ook minder welzijn?
... 2 ... kenmerkt zich door tevredenheid, vriendschappelijkheid of geluksgevoel, en niet door besteedbaar inkomen of financieel vermogen.
A
1 = welzijn 2 = welvaart
B
1 = welvaart 2 = welzijn

Slide 29 - Quiz

Wat maakt dat buurtbewoners prettig wonen in een buurt? Dit kun je de bewoners vragen. Welk aspect geeft het minst een beeld over het welzijn in de wijk?
A
Gemiddelde leeftijd van de bewoners.
B
Aanwezigheid van een winkelcentrum.
C
Aanwezigheid van een voedselbank.
D
Wonen er veel alleenstaande mensen in de wijk.

Slide 30 - Quiz

3.1 en 3.2
Huiswerk: 
- Maken werkboek par. 3.1, opdrachten 1 t/m 7
- Maken werkboek par 3.2, opdrachten 2 t/m 6 

Slide 31 - Slide