Verkleinwoorden

Verkleinwoorden 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verkleinwoorden 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Verkleinwoorden 

Slide 2 - Slide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt. Verkleinwoorden maak je door een achtervoegsel te gebruiken. 

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord 'het'.
Alleen verkleinwoorden in meervoudsvorm hebben het lidwoord 'de'.

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden

het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes

Slide 4 - Slide

Geef van onderstaande woorden de juiste verkleining in het enkelvoud en meervoud met het bijbehorende lidwoord.
fiets - boom - kast - hond
v.b. het boekje - de boekjes

Slide 5 - Open question

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje - baby'tjes 
sherry - sherry'tje - sherry'tjes 


Verkleinwoorden op i krijgen ie:
taxi - taxietje - taxietjes 
Denk aan de lidwoorden. 

Slide 6 - Slide

Verkleinwoorden

Slide 7 - Slide

Tijd om te oefenen!

Slide 8 - Slide

Wat is het verkleinwoord van sherry?
A
sherry'tje
B
sherrietje
C
sherrytje

Slide 9 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van pony?
A
het ponytje
B
het ponietje
C
het pony'tje

Slide 10 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van opa?
A
opatje
B
opaatje

Slide 11 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van glas?
A
het glasje
B
het glaasje

Slide 12 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van sms?
A
smsje
B
sms-je
C
sms'je

Slide 13 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van accu?
A
accuutje
B
accu'tje

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van stok?
A
het stokje
B
het stoktje
C
het stokketje

Slide 15 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van paraplu?
A
het paraplutje
B
het parapluutje
C
het paraplu'tje

Slide 16 - Quiz

Opdracht
Schrijf een verhaal van ongeveer 100 woorden (8 zinnen) met zoveel mogelijk verkleinwoorden. 

Slide 17 - Slide