Hoofdzin/ bijzin

Welke voegwoorden zorgen voor een hoofdzin en een hoofdzin?
1 / 11
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Welke voegwoorden zorgen voor een hoofdzin en een hoofdzin?

Slide 1 - Open question

Hoofdzin en bijzin tips:
Let vooral op de plaats van de persoonsvorm én onderwerp.
Staan ze naast elkaar dan is dat de hoofdzin.
Begint een zin met een voegwoord, dan is dát de bijzin.
Let op de voegwoorden: 'en', 'maar', 'want' of 'of' (2 hoofdzinnen)
Let op de voegwoorden: 'zodra', 'zoals ‘omdat', 'zodat', 'nadat' en 'terwijl'. (hoofdzin, bijzin of bijzin, hoofdzin)

Slide 2 - Slide

Tessa gaat naar de opticien, want ze heeft een nieuwe bril nodig.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
bijzin, bijzin

Slide 3 - Quiz

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 4 - Quiz

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 5 - Quiz

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 6 - Quiz

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 7 - Quiz

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
hoofdzin, bijzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
bijzin, hoofdzin

Slide 8 - Quiz

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 9 - Quiz

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
bijzin, hoofdzin
C
hoofdzin, bijzin
D
bijzin, bijzin

Slide 10 - Quiz

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, bijzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 11 - Quiz