Werkwoordstijden

De werkwoordstijden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

De werkwoordstijden

Slide 1 - Slide

Waaraan denken jullie bij het woord "tijd"?

Slide 2 - Open question

heden, verleden, toekomst
heden = nu, huidige tijd
verleden= toen, de tijd voor de huidige tijd
toekomst = binnenkort, later, de tijd die na de huidige tijd komt

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Yusuf
Eden
Isabel

Slide 5 - Slide

Iedereen heeft zijn gebreken.

A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 6 - Slide

Gordana
Alessandro
Matteo

Slide 7 - Slide

Toch zal ik voorbereid zijn.

A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 8 - Slide

Nathan
Sander
Seppe

Slide 9 - Slide

Jij deelde dat speelgoed niet met mij.

A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 10 - Slide

Jill
Dylano
Paulus
Joppe

Slide 11 - Slide

Ik zal nooit een fout maken.

A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 12 - Slide

Faith
Amina
Hanne

Slide 13 - Slide

Mijn inzet bepaalt of ik goede punten haal.


A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 14 - Slide

Joren
Brent
Jasmien

Slide 15 - Slide

Hier is al veel onderzoek naar gedaan.

A = heden
B= verleden
C= toekomst

Slide 16 - Slide

Voltooid of onvoltooid?
(op bord)

Slide 17 - Slide

Ik heb heel hard mijn best gedaan.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 18 - Quiz

Ik zal hard mijn best doen.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 19 - Quiz

Ik at alle boterhammen op.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 20 - Quiz

Ik zou voor school willen werken.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 21 - Quiz

Ik zal gewerkt hebben.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 22 - Quiz

Hij is geslaagd voor zijn examen.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 23 - Quiz

Hij zal wel geslaagd zijn.
A
voltooid
B
onvoltooid

Slide 24 - Quiz