Maar hoe moet je nu verwijzen? Hier is een gemakkelijk ezelsbruggetje voor:
de-woorden => die, deze - Je ziet dat de verwijswoorden voor de-woorden eindigen op een -e.
het-woorden => dit, dat - Je ziet dat de verwijswoorden voor het-woorden eindigen op een -t.
Hierdoor kun je dus heel gemakkelijk onthouden hoe je naar de- en het-woorden verwijst!
Naar (een groter deel van) een zin kun je verwijzen met dat en dit.
- Op de zandplaat bij Schiermonnikoog ligt een walrus tussen de zeehonden. Dat / Dit is heel bijzonder.
- In het weekend zie je mijn vader altijd aan zijn motor klussen. Dat / Dit is zijn grote hobby.